Weer verder met het essay ‘De laatste mond’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘Het zwijgen van de tragedie’. ‘Holderlins ‘Empedokles’ bezit geen spanningsboog, geen interne ontwikkeling, het lijkt eerder op een lange defensieve monoloog met personages als houterige excuses, waarin zijn eigen jakobijnse ontgoocheling vorm moest krijgen – de personages kennen haast geen ontwikkeling, er is niets wat een publiek kan betrekken bij de achterliggende tragiek (want die werd gemaskeerd), zodat alleen een nogal log en te hooggestemd brok handeling overblijft waarvan de innerlijke noodzaak moet worden begrepen in de overweldigende schoonheid van een aantal afzonderlijke regels. Alleen wie betoverd kan raken door de schitterende, elegische taal van Holderlin, raakt gefascineerd – maar niet door de handeling, alleen door de tragische geschiedenis van de dichter zelf, en wat dit onoplosbare tekort heeft gedaan met zijn taal. Misschien is ‘Der Tod des Empedokles’ de laatste grote elegie van deze dichter die een vroeg-Griekse intellectuele versie van Napoleon op Elba wou neerzetten. Maar tegelijk is dit ook alles wat ik in het voordeel van deze soms adembenemend mooie tekst kan zeggen.’ (Bladzijde 264) Dit is fragment 122. Wordt vervolgd.