Weer verder met het essay ‘Ongeschreven wetten’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘Het zwijgen van de tragedie’.
‘Geen ontwikkeling, slechts in medias res gestoten worden en daar niet meer uit weg kunnen, geplaagd door een oneindige loop van steeds hetzelfde beeldfragment, dat verstoord is omdat de hermeneutische decoder niet meer naar behoren werkt.
Ik beluister de Antigone van Luc Brewaeys. Achteraf hoor ik geluiden van drums en kreten in mijn hoofd.Circusact van de dood. Een dame stapt op het koord, dondert naar beneden, is haast dood, kruipt naar boven, dondert van het koord, is nog wat doder, kruipt weer omhoog, dondert van het koord. Ad nauseam Domini. De figuur in Roman Polanski’s film The Tenant, die door de vrouw wordt behekst die voor hem in zijn kamers woonde en die weer naar boven kruipt als zijn zelfmoord is mislukt om nogmaals te springen? Zielsverhuizing. Een Antigone kruipt onder je huid en je krijgt jeuk aan je ziel.
Geloofwaardige dialogen, in onze tijd, kunnen onmogelijk nog ‘tragisch’ zijn (misschien moet ik zeggen:’tragedisch zijn’). Daarom moeten alle in dialoog schrijvende auteurs ten slotte in onze ironisch snelle-repliek-cultuur vervallen. Niets op tegen, maar het is niet wat ik in mijn hoofd hoor als ik aan Antigone denk. Het ‘tragische’ – in dit opzicht nauw verwant aan wat Lyotard, in het kader van het onmenselijke, het sublieme noemt – kan alleen in monologische blokken nog enigszins worden opgeroepen. Zelfs als er schijnbaar dialogen zijn, gaan ze langs elkaar heen. Antigone, Klytaemnestra, Medea: ze praten voor zich uit. Leeg slagveld. De belangrijkste handeling ligt offscreen. In ‘Het Bedenkelijke’ heeft die gedachte me voortdurend beziggehouden: offstage is de plek waar de zwijgende kracht van de Griekse tragedie zich voltrekt.’ (Bladzijde 161) Dit is fragment 59. Wordt vervolgd.