Weer verder met het essay ‘Ongeschreven wetten’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘Het zwijgen van de tragedie’.
‘Er wordt niet gedialogeerd door mijn Griekse vrouwen. Maar de fonologische blokken onderling, en het geheel met alles eromheen – de context, het publiek bij het begin van een nieuwe eeuw, de evolutie in het schrijven over en van tragedieteksten: het is niets anders dan een grote dialoog met mijn eigen tijd. De gesprekspartner is helemaal vervuld van wat ik nog niet ken. De dialoog bevat alles wat mijzelf te boven, te buiten gaat.Deze vreselijke monologen zijn mijn dialoog met alles wat me in deze tragedie is gaan bezighouden.
De werkelijke inzet van ons ‘gesprek met de vorigen’ is toch altijd iets wat aan onze bewuste bedoelingen ontsnapt. ‘Comment ne pas parler? – Hoe niet te spreken?’ Deze formulering van Derrida, die in haar meerzinnigheid uitmondt in een resem van paradoxen, spookt door elk beeld, hoe eenzaam het ook is geworden tussen tijdgenoten – misschien des te meer.
Spreken zonder te verkleinen door uit te spreken. Maar ook: ‘How to avoid speaking?’ Hoe zou je in hemelsnaam kunnen vermijden te spreken, als zelfs je zwijgen ten hemel schreit? Belang van lange stiltes in ‘mijn’ Griekse vrouwen – er gaat een lange stilte aan het eerste woord vooraf, en er volgt een nog langere stilte nadat het laatste woord gesproken is, ook al wil ik dat niet in regie-aanwijzingen gieten. Deze stilte komt uit het hors-champ aangewaaid. ’s Ochtends is er overal rood zand te zien. Niemand weet waar het vandaan komt. Wind van overzee, waardoor de tomaten rotten aan de stok. Verslagen en trots kijken deze vrouwen naar niets. Antigone spreekt ‘tussen de twee doden’; de eerste dood is ze reeds gestorven, in haar bewustzijn. De tweede zal spoedig volgen. Het uur van de onmogelijke heldin. De eeuwige actuele, de echte dood is op komst. Antigone kotst, Dit is het uur. How not to remember. Mnemosyne vertelt onzin. Het denkbeeldige koor dat op deze scene toeziet is niet meer in staat tot spreken; het schreeuwt ten hemel omdat het zwijgt.’ (Bladzijde 164-165) Dit is fragment 62. Wordt vervolgd.