Weer verder met het essay ‘Ongeschreven wetten’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘Het zwijgen van de tragedie’.
‘Klytaemnestra, aldus Bachhofen, is niet de gemalin van Agamemnon; dat lijkt ze alleen maar, in haar vrouwelijke verschijning leeft de demon van de Pleistheniden (de kinderen van Pleisthenes, die de zoon van Atreus was, en die op zijn beurt als vader van Agamemnon wordt aangeduid). De archaïsche moeder van alle oorlogen: mannen tegen vrouwen. Apollo tegen Nemesis.
Judith Butler vraagt zich af wat Oedipus’ erfenis betekent voor ons, vandaag de dag; kinderen van hedendaagse gebroken gezinnen, van gescheiden ouders, met onduidelijke afstamming en door elkaar lopende rolpatronen (twee vaders, twee moeders, bemoederende minnaars of minnaressen, halfbroers en -zussen, zussen en broers uit de nieuwe gezinnen, geen vaste plek maar meerdere plekken in verschillende huizen, een voogdijraad). De erfenis van Oedipus is volgens haar juist het door elkaar halen van de aloude verwantschappen en familiebanden – Antigone verdedigt dus zeer radicaal een familie die er, in de eigenlijke zin, juist geen is!
Voor haar is Antigone dan ook niet zomaar recupereerbaar voor het feminisme (iets wat bijvoorbeeld de theoretica Luce Irigaray nog wel deed: zij stelde het vrouwelijk lichaam tegenover de Wet en de Staat, tegen Hegels visie in; maar daarmee bleef ze volgens Butler nog wel de Wet als iets absoluuts zien, een falluswet).
Voor Judith Butler is Antigone bij uitstek de vrouw die de verwantschappen in staat van crisis belichaamt. Ze is nog maagd, maar blijkt een incestueuze liefde te koesteren voor haar broer Polyneikes; ze is een kind van een halfbroer, ze wil de heldhaftigheid van de mannen overtreffen, ze wil alleen door dit incestueus bloed gebonden zijn en wraak nemen omdat het vergoten is, ze is de verloofde van een man die Bloed heet (Haemon) en die ze weigert. Met andere woorden: ze denkt in incestueuze bloedbanden, ze kan niet anders. Ze belichaamt op die manier de onzekere belichaming, ze is een transseksueel en trans-identitair wezen. Haar identiteit wankelt voortdurend in deze warboel.’ (Bladzijde 209-210) Dit is fragment 108. Wordt vervolgd.