Weer verder met ‘De mooiste van Friedrich Hölderlin’.
‘[Hyperions lied van het lot]
Gij loopt daarboven in het licht
Op zachte bodem, zalige genieën!
De stralende lucht van de goden
Streelt u zachtjes,
Zoals de vingers van de muzikante
Heilige snaren.
Zonder lot, zoals de slapende
Zuigeling, ademen de hemelingen;
Kuis bewaard
In een schuchtere knop
Bloeit eeuwig
Voor hen de geest,
En hun zalige ogen
Kijken in stille,
Eeuwige klaarheid.
Maar ons is gegeven
Op geen plek te rusten,
De lijdende mensen
Verdwijnen en vallen
Blindelings van het ene
Uur in het andere,
Als water geslingerd
Van klip op klip,
Jaren in het ongewisse neer.’
(Bladzijde 33) Dit is fragment 4. Wordt vervolgd.