Weer verder met ‘Gedichten van Friedrich Hölderlin’
vertaald door Ad den Besten.
Verder met
‘Ga onder, schone zon…
Ga onder, schone zon, want men sloeg welhaast
geen acht op u, zij kenden u, heil’ge, niet
zoals gij moeiteloos en vredig
over hen moeizamen opgegaan zijt.
Mij gaat gij vriendelijk onder en op, o zon!
ja, mijn oog kent u wel, o gij heerlijk licht!
want godlijk stil vereren leerd’ ik,
toen Diotima mijn leven heelde.
O boodschapper des hemels! hoe hoorde ik
u, Diotima, toe en hoe zag dit oog
van u naar ’t gouden zonlicht, liefste!
glanzend en dankbaar omhoog. Dan ruisten
mij helderder de bronnen en ademde
de donkre bloei der aarde mij teder toe,
en over zilvren wolken neigde
lachend en zegenend zich de aether.’
(Bladzijde 125) Dit is gedicht 28. Morgen verder met ‘Gezang van de Duitser’