Weer verder met ‘Gedichten van Friedrich Hölderlin’
vertaald door Ad den Besten.
Verder met
‘Stuttgart
Echter iets anders ontwaakt! ’s Lands helden moet ik hem noemen:
Barbarossa! en u, edele Christoph! u ook;
ach, hoe gij vielt, Konradijn! zo sneuvelden sterken, – klimop groent
tegen de rots en de burcht dekt het bacchantische loof,
maar verleden en toekomst gelijkelijk zijn voor ons zangers
heilig en steeds in de herfst doen aan de doden wij recht.
4
Zo de groten gedenkend en ’t hartverheffend verleden,
dadeloos zelf en licht, maar door de Aether toch ook
vriendlijk aangezien, vroom als de ouden, de godlijk geleide,
blijde dichters, zo gaan blijde landinwaarts ook wij.
Groot is het worden rondom. Van de verste bergen daarginder
stammen veel jonglingen, zij stijgen de hellingen af.’
(Bladzijde 199) Dit is gedicht 45. Morgen verder met dit gedicht.