Weer verder met ‘Gedichten van Friedrich Hölderlin’ vertaald
door Ad den Besten.
Verder met
‘Het vrolijke leven
Ben ik op de wei gekomen,
ga ik nu de velden rond,
ben ik ’t lam nog, tam en vroom en
door de doornen niet verwond.
En de wind rukt aan mijn kleren,
luchtigjes vraagt mij de geest,
wat van binnen mij blijft deren,
waarom niet mijn hart geneest.
O dit beeld mij lief geworden:
waar de groene bomen staan,
als bij houten herbergborden
kan ik haast niet verdergaan.
Want de rust op stille dagen
doet mij bovenmate goed.
Dat hoef jij me niet te vragen,
zo dat ‘k antwoord geven moet.’
(Bladzijde 369) Dit is gedicht 75. Morgen verder met dit gedicht ‘Het vrolijke
leven’.