Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofdstuk 3
‘Zo duidelijk als zijn vriend Hegel sprak Hölderlin die idee van de
goddelijke ‘brandstof’ in de mens nog niet uit,
althans niet in de brieven aan zijn moeder, omdat hij een openlijke breuk met de
officiële kerkelijke geloofsleer
vermeed. Maar in de filosofische vriendschapsband brandde dat ‘vuur’.
Georg Wilhelm Friedrich Hegel was vanuit Stuttgart in dezelfde tijd als
Hölderlin in oktober 1788 in het Stift
gekomen. Bij de evaluatie van hun lichting, de zogenaamde ‘Plaatsing’,
bezette hij de plek vóór Hölderlin, die
dat pijnlijk vond. Maar ze raakten al snel bevriend, ondernamen
gemeenschappelijke tochten, bijvoorbeeld naar
de Wurmlinger Kapelle, vanwaaruit ze konden genieten van een betoverend uitzicht
over het Zwaabse platteland.
Hegel zal er later met plezier aan terugdenken. Kleine heuvels, grote
gemeenschappelijke dromen.
Hegel, zoon van een hoge bestuursambtenaar, was op het gymnasium van Stuttgart
regelmatig de beste van
zijn jaargang. Hij was vooral geïnteresseerd in geschiedenis en literatuur, en
hij wist er veel van.’
(Bladzijde 46-47) Morgen verder met dit hoofdstuk 3.