Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofdstuk 4
‘naar de duizend impulsen van de natuur, waar de uitgestroomde krachten naar
terugkeren na hun onmetelijke
kringloop, of als ik dronken van de socratische beker en van de socratische
vriendschap aan het gastmaal van
de geestdriftige jongelingen hoorde hoe ze de heilige liefde huldigen met zoete
vurige woorden, en de schalkse
Aristophanes beneden er tussendoor grapt, en eindelijk de meester, de goddelijke
Socrates zelf, met zijn hemelse
wijsheid hun allen leert wat liefde is – daar, hartsvriend, ben ik niet moedeloos
en ik denk soms dat ik in elk geval
een vonk van die zoete vlam, die me op dat soort momenten verwarmt en verlicht,
aan mijn werkje waarin ik echt
leef en adem, aan mijn Hyperion, moet kunnen geven…(MA II, 499).
‘Hyperion’ dus – dat werk groeit uit zijn bekering tot het hellenisme, een
hoog oplaaiend ogenblik in zijn leven. Met
de eerste ontwerpen voor ‘Hyperion’ in zijn koffer zal hij enkele maanden
later Tübingen en het Stift verlaten. Ze zul-
len hem nog enkele jaren begeleiden, tot hij, na veel aarzeling en wanhoop, het
werk eindelijk kan voltooien.’
(Bladzijde 65-66) Morgen verder met hoofdtuk 5.