Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofdstuk 7
‘Fichte bleef echter volhouden. Hij zonderde zich 35 dagen geheel af en schreef
koortsachtig snel een geschrift
waarmee hij zich bij de meester wilde aandienen:’Versuch einer Kritik aller
Offenbarung’. Kant was zo onder de
indruk dat hij de schrijver niet alleen uitnodigde voor het middagmaal, maar ook
voor een uitgever zorgde. In het
voorjaar van 1792 verscheen het boek, tegen de wil van Fichte anoniem, en het
werd meteen aangezien voor het
langverwachte godsdienstfilosofische hoofdwerk van Kant zelf. Inderdaad was de
argumentatie van het geschrift
geheel in de geest van Kants godsdienstfilosofie, volgens welke niet de
godsdienst de grondslag is voor de zede-
lijkheid, maar omgekeerd de zedelijkheid voor de godsdienst. Als de openbaring
van een godsdienst daarvan af-
week, kon ze niet als een ware openbaring beschouwd worden. De autonomie van het
zedelijke ik is de toetssteen
van de waarheid.
Kant verklaarde nu dat hij niet de ‘luisterrijke schrijver’ was; die eer
kwam de tot dan toe onbekende Fichte toe.’
(Bladzijde 100) Morgen verder met dit hoofdstuk 7.