Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofdstuk 7
‘In zijn ‘Wissenschaftslehre’, waarover Fichte in Jena voor het eerst een
lezing gaf, leidde hij uit Kants stelling ‘dat
“ik denk” al mijn voorstellingen [moet] kunnen begeleiden’ het idee van een
almachtig ik af, dat de wereld enkel als
traag verzet of als mogelijke stof van zijn ‘daadhandeling’ ervaart. Zo had
tot dan toe nog niemand het levende ik in
het middelpunt van het denken gezet. De romantische natuurfilosoof Henrik
Steffens heeft in zijn levensherinnering-
en een optreden van Fichte beschreven dat diens originele methode verduidelijkte:
‘ “ Mijne heren, denkt u zich de
muur in”, zei Fichte, en toen: “Nu, mijn heren, denkt u zich de persoon in
die de muur gedacht heeft” ‘ (Steffens, 70);
ze moesten dus bedenken dat er geen object bestaat zonder een waarnemend en
denkend subject en dat dit ‘subject’
iets fundamenteel anders is dan alle mogelijke objecten, dat het überhaupt niet
iets materieels is. De studenten moes-
ten dus hun eigen ik als iets levends ontdekken, als iets wat van alle muren van
deze wereld verschilt. Dat muurexperi-
ment, waarbij waarschijnlijk ook Hölderlin aanwezig is geweest, verliep niet
altijd aangenaam. De studenten, die mas-
saal naar de colleges van Fichte kwamen, staarden al te vaak radeloos naar de
muur, waar hun niets opviel, omdat hun
het eigen ik niet inviel.’
(Bladzijde 101-102) Morgen verder met dit hoofdstuk 7.