Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofdstuk 8
‘Achteraf, als ik zal zijn opgestaan, kan alles verklaard worden, dan is er
alleen nog causaliteit en niet meer de
gebeurtenis van de vrijheid.
De mens leeft in twee werelden. Enerzijds is hij, in de terminologie van Kant,
een ‘fenomenon’, een element
van de zinnelijke wereld dat naar de wetten ervan existeert; anderzijds is hij
een ‘noumenon’, een ‘Ding an sich’
- een levend iets, dat nooit toereikend kan worden geobjectiveerd, omdat het
tegelijk het subject van elke objec-
tivering is. Bij de poging zichzelf te begrijpen blijft hij een blinde vlek. Het
inwendige ‘Ding an sich’ is het mysterie
van de vrijheid. Iedereen leeft vanuit die vrijheid, en amper iemand kan die
begrijpen. Het is ook niet te begrijpen,
je kunt er alleen op wijzen.
Wat de jonge Schelling nu op zijn geniale manier onderneemt is het volgende:
hij maakt het door Kant ontdekte
mysterie van de vrijheid, die je kunt ervaren maar niet kunt verklaren, los uit
zijn dualistische context. De vrijheid,
die ik zo overweldigend als spontaniteit ervaar, als scheppende kracht, als
oneindige innerlijke beweging, als het
niet vastlegbare, als dat ‘wat absoluut niet tot ding gemaakt kan worden’ –
die vrijheid dus duidt hij, aanvankelijk
aftastend en proberend, later natuurfilosofisch expliciet, als wereldprincipe.’
(Bladzijde 117-118) Morgen verder met dit hoofdstuk 8.