Weer verder met ‘Hölderlin, biografie van een mysterieuze
dichter’ van Rüdiger Safranski.
Verder met
Hoofdstuk 10
‘Goethes prompte antwoord: ‘Ik zal u nu ook toegeven dat iets van uw aanpak
me uit de gedichten tegemoetkwam,
eenzelfde richting is moeilijk over het hoofd te zien […] intussen beveel ik
deze gedichten aan […] een zekere lief-
lijkheid, innigheid en gematigdheid, en de schrijver verdient het, vooral omdat u
al eerder contact met hem hebt ge-
had, dat u het mogelijke doet om hem te sturen en te leiden’ (1 juli 1797; id.
367).
Inderdaad moesten beiden zich bij de regels als ‘Beken stortten hier niet
in melodische val van de bergen / Door
het bloeiende dal sling’rend de zilveren stroom’ (‘De zwerver’) herinnerd
voelen aan regels uit Schillers elegie ‘Der
Spaziergang’: ‘Vrij ontvangt me de weide met een ver uitgespreid kleed, /
Door haar vriend’lijke groen slingert zich
het land’lijke pad’ (Schiller I, 35).
Goethe had weinig gevoel voor de verheven stijl en de grote adem van
Hölderlins gedichten. Vandaar zijn raad dat
Hölderlin beter een ‘eenvoudige idyllische gebeurtenis’ kon kiezen. Maar
niettemin was hij met het ‘jonge talent’ zo in-
genomen dat hij Hölderlin in Frankfurt ontving, toen die in de nazomer van 1797
op weg naar Zwitserland daar zijn
reis even onderbrak.’
(Bladzijde 154-155) Morgen verder met dit hoofdstuk 10.