Michaux in kantlijnen, reiziger op de wandelbinnenweg,
de tekeningen zijn voorspraak-voorwerpen.
Je richt een bladzijde af, je richt een bladzijde op.
Afplakken, inrichten dat was Michaux.
Exact kijken en verstrooid loeren.
Hij vliegt op, klapwiekt, de vogel die verdwijnt
kon in zijn lichaam rondlopen en tekent
met 20 potloden met 1000 potloden.
Michaux zet in op Proteus, schrankelt op het papier
de roes, tekent duizendknoop, is een onderbreekster
ziet met de huid.
Is een suizende slag in het gezicht van de registratuur,
trekt een zilverlaken over de herhaling.
De ijlbode is bezet met een steeds ijler wordend ikker
om te, om te
Je bent er, in de nacht is de hand de maker
een zinloze grenspaal en zo
klapwiek ik door zijn landschap
om de kaarten te verlezen
schrijf de lijnen over als een dubbelganger
clown prins
men is altijd een ander.
Ga terug