Ivo Michiels. Uit ‘Mag ik spreken?’ ‘Persoonlijk vergaat het mij bij dit alles eerder prozaïsch. Daar op z’n minst evenveel teksten (van anderen) mij furieus maken als aanzetten tot instemming, word ik door de lectuur (ach, aldoor strenger verloopt het bij de keuze) gelukkig op geregelde tijdstippen geprikkeld. Ook aanstrepen doe ik thans vaker dan vroeger het geval was. Wat ik aanstreep moet ik evenwel overschrijven in een mooi, liefst wat luxueus schrijfboek of ik vergeet meteen wat ik juist wens te onthouden. Wat ik in het cahier heb overgebracht moet dan opnieuw en met regelmaat geraadpleegd worden of ook die geselecteerde citaten verdwijnen op slag uit mijn geheugen.[…] Omdat ik niettemin lees en blijf lezen en daarbij doorga met aanstrepen en ik het niet laten kan het aangestreepte over te schrijven en te raadplegen nu en dan, staan er verrukkelijke citaten in mijn teksten die mijn teksten niet alleen verrijken, maar ze verbinden met het ‘duizendjarig geheugen’.[…] Heb ik, in de inleiding tot dit onderzoek, niet geschreven: ‘Indien ik methodisch te werk ga, onderscheid ik, min of meer in analogie met de zeven blaadjes van de mystieke roos, zeven trappen van geheugenwerking bij het autobiografisch schrijven’? Juist. Welnu, hoe ik mij ook inspan, mijn gedachten wentel en keer, het zevende blaadje blijft mij ontglippen. Niets herinner ik mij nog.Het is niet erg. Ik vermoed dat er nog meer is, er waarschijnlijk nog vele blaadjes zijn buiten dit ene blaadje, veel onzekers en veel bedolven zekers. Het ene blaadje, de andere blaadjes, ze zullen straks, op een dag, al schrijvend aan het licht moeten komen.'(bladzijde 22-23)