Over Ivo Michiels door Lex Bohlmeijer; ‘De poëtische ervaring’. ‘In het verhuisverhaal zijn we al een paar elementen tegengekomen die deze kerngedachte ondersteunen: de cyclische vorm van twee tegengestelde bewegingen; de Sneeuwland-episode die als een cirkel sluit; het besef dat zich tenslotte naar de oppervlakte dringt: ‘Naar Sneeuwland zullen we reizen…’Overal zijn er sporen van te vinden, maar in de twee delen van ‘Journal Brut’ die hier iets meer zijn uitgelicht, neemt het cyclische gegeven opvallend vaak de vorm aan van alchimistische taal en symboliek. Zo eindigt ‘Vlaanderen, ook een land'(opgesierd met een prent uit het zestiende-eeuwse Manuscrit Alchimique) met een tekst die ‘Grand Oeuvre’ heet, en dat in één van de aanduidingen voor het doel van de alchimie. Die tekst fungeert ook als een scharnier, omdat het de weg opent voor de volgende zeven delen van ‘Journal Brut'(een cyclus-in-wording-cyclus, een spiraal). Het verwijst naar de zeven fasen, die de materie in een alchimistisch proces onderging, en het eerste deel van de nieuwe reeks (deel 4 van JB) heet dan ook ‘Prima Materia, de materie in ongezuiverde staat. Het is een weerbarstig boek, grillig en moeilijker toegankelijk. Centraal staat het beeld van de fotograaf als moderne alchimist. Hij gaat de donkere kamer in om uit het (hermetische) zwart een positief te ontwikkelen, een immer uitdijende stroom verhalen, beelden, herinneringen. Het resultaat is een uit taal opgetrokken fotoalbum, waarin allerlei motieven dwars door elkaar heen lopen. Ik haast mij eraan toe te voegen dat ik Michiels niet als een adept, als een gelovige in de leer van de alchimie wil afschilderen. Er is in zijn werk sprake van een veelvoud van tradities, van allerlei elementen uit de cultuurgeschiedenis waarbij hij aansluiting zoekt, waarnaar hij zich toe schrijft. De alchimie is er slechts één van. Het schitterende gevolg daarvan is dat overal in het werk raakpunten ontstaan tussen het puur persoonlijke levenslot en de loop van de geschiedenis, tussen individu en gemeenschap. Let wel, nergens gebeurt dat op een dogmatische of generaliserende manier. Het schrijven is gestoeld op de eigen ervaring. Michiels zit zich zo dicht mogelijk op de huid; het dagelijkse leven is het materiaal, concreet, doorleefd, sensueel, onvervangbaar, eenmalig, eigen. Hij is daarmee één van die toonaangevende auteurs die volgens Offermans schrijven vanuit een ‘engagement met het dichtbije’. Ook voor Michiels is dat een uitgangspunt en tegelijk schrijft hij zich, zonder ook maar één moment het unieke karakter daarvan geweld aan te doen, de geschiedenis en de traditie binnen. Dat is één van de paradoxen die zijn werk zo’n grote kracht geven. Hij slaat een brug tussen mens en mensheid.'(bladzijde 312-313)