Vervolg van ‘De poëtische ervaring’. ‘In het werk van Ivo Michiels loopt het besef van de werkelijkheid als een onophoudelijk proces van transformatie, dwars door alle geschiedenissen die hij vertelt. Of het nu gaat om gebeurtenissen van pijn, afscheid, dood, angst, frustratie, gevaar, weemoed en mislukking, of om verhalen van vreugde, jubel, erotiek, bevrijding, genot, vrolijke dronkenschap, vriendschap, geboorte en liefde, om dromen, reizen of herinneringen, de kleine en de grote gebeurtenissen, oud en nieuw, jong en oud: alles wordt in beweging gezet, bijgeschreven in de stroom van de tijd, verstrijkend, veranderend. Nooit leidt deze fundamentele ongrijpbaarheid of onzekerheid tot verzet of escapisme. Nergens een spoor van melancholie, rancune, of van de-blik-op-oneindig; alle aandacht richt zich op het nu, het moment van ontstaan, de tekst. En in dat osmotische moment waarin verleden en toekomst samengetrokken zijn, schuilt een enorme kracht, een bijna explosieve energie. Het geheugen speelt dan ook een paradoxale rol in de semi-autobiografie Journal Brut: de herinnering is juist een belemmering die opgeheven moet worden vooraleer het verleden beschreven kan worden. Het verleden moet koud gemaakt, vergeten is vruchtbaar! Om werkelijk creatief te kunnen zijn, moeten rücksichtlos herinneringen en voorbeelden, tradities, eigen en andermans (schrijf)ervaringen opengebroken worden. Een tour de force waarin (de pijn van) het afscheid nemen noodzakelijke voorwaarde is voor een blijvende, absolute oorspronkelijkheid. Terug naar de koelbloedig in alcohol gesmoorde adder. De dichter bevrijdt zijn materiaal, de prozaïst zet het gevangen? Journal Brut, als resultaat van een ontwikkeling die al aanvangt met de Alfa-cyclus, bewijst het tegendeel. De metamorfose van de slang is een metafoor voor de eerste fase in het alchimistisch proces, en vertelt iets over de aard van de creativiteit: een proces dat begint met een vorm van purificatie, van afbraak. Op gezag van Paul Rodenko zijn de zeven fasen van de transmutatie terug te voeren op een oude vrachtbaarheidsmythe – de afdaling in de onderwereld, gevolgd door een herrijzenis. Een cirkelgang van dood en wedergeboorte die ook het fundament vormt waarop het werk van Ivo Michiels ‘rust’. De Alfa-cyclus is het breekijzer waarmee het vermolmde prozagebouw werd afgebroken. Het is het fenomenale verslag van de onttakeling en bevrijding van de taal.'(bladzijde 314-315)