Weer een stukje Ivo Michiels, voor de smaak.Bladzijde 388 uit ‘Mag ik spreken?’Een vervolg op gisteren. ‘ En tot op vandaag lijkt het er inderdaad op alsof het de knieen van Picasso zijn geweest die mij in dit en ander spoor hebben meegenomen, mij zoiets als ’t aan harden hebben geleerd – het plooien en aan harden – , mij dwars door het frivole gekwetter op de estrade de weg over de scherven hebben getoond. Een god in neglige heeft aanschouwelijk met het ondermaanse te maken, met de staat des vlezes en dus gevoeglijk met de solidariteit onder de schepselen, zelfs al ben je schepper. Solidariteit met de stillen, ook dus. Met de stillen en de stilte die open maakt, oproer maakt, hemelen maakt. Net zoals de stilte het geluid is dat in onmisbare ogenblikken van het geluid vertelt, zo zijn de stillen de taaierds die in woordloze ogenblikken vertellen van de stem. Continuer, il faut continuer, mon ami! Alleen de luide en de stille namen vereend kunnen de aanleggers zijn van het wonderbaarlijke feest van de makers. Zo na blijft mij de knie: het beeld, de beeldscherf die op haar beurt nieuwe beelden voortbrengt, heeft voortgebracht, zal voorbrengen. En wie weet komt schrijven in alle eenvoud alleen maar hierop neer: met/uit scherfjes herinnering schilderijen maken. Een weinig complexer wordt het allicht wanneer het schilderij onderwerp wordt van het schilderij. Complexer zij het tevens zonderbaar boeiend, ’t kan, we zien wel. Luister daarom:LUISTER HOE DIT BEELD HOE DIE LIJN HOE DIE KLEUR HOE DIT VLAK LUISTER’ Op bladzijde 389 gaat Michiels dan verder met een in memoriam Lucio Fontana met de titel; ‘ Babyblauw en suikergoedroze’.