Nog even ‘íets’ van Ivo Michiels. Uit ‘Ondergronds Bovengronds’ een klein stuk ‘Beckett voor beginners, een performance’. ‘Maar ja! En dit is de krachttoer: Wat bestaat is de wereld van hun bestaan, wat bestaat is de ijzeren logica van dit bestaan, een bestaan zo menselijk-onredelijk en tegelijk zo abstract-redelijk als een algebraïsche formule, iets parallels daarmee, een eigen eigengemaakt bestaan, zo echt als grootmoeders jam, kortom: een bestaan dat zichzelf máákt, wijs-maakt, dat zichzelf denkt, nergens naar verwijst, niet naar de realiteit die we kennen, geen spiegel daarvan is, uitsluitend refereert aan de stem de stem op schrift de taal van die stem dit is: d e s t e m v a n d i e T a a l. En in die taal de tegenstellingen die in elkaar overvloeien: pijn en lach klacht en grap hoop en niet-hoop (wanhoop is niet nadrukkelijk aan de orde) dak en dakloosheid tijd en buiten-tijd begin en einde. En van dit alles, alles waarvan en waarover deze avond is gemeld en gemijmerd, van dit alles de poëzie, die, zoals alle grote poëzie, een Zang van de weerbarstigheid is, zang van/voor het ultieme, dit wil zeggen het niet-eindigende Einde, dit einde, door Beckett een laatste keer ge-zongen (niet be-zongen) in de tekst die nog net is verschenen, enkele maanden voor zijn heel stil verdwijnen: ‘Stirrings Still’: ‘As when he disappeared only to reappear later at another place. Then disappeared again only to reappear again later at another place again. So again and again disappeared again only to reappear again later at another place again.(…) Head on hands half hoping when he disappeared again that he would not reappear again and half fearing that he would not. Or merely wondering. Or merely waiting. Waiting to see if he would or would not. Leave him or not alone again waiting for nothing again. (…) oh to end. No matter how no matter where. Time and grief and self so-called. Oh all to end.’ (bladzijde 261-262)