Vervolg op stukje van gisteren, Michiels en Beckett voor beginners. ‘Sam, laat mij je voor één keer zo maar noemen, het betekent geen gebrek aan respect, het is niet dat ik mij, inderdaad ook een klein beetje schrijver, op jouw hoogte zou willen tillen, God-of-Dot-beware-me!, maar omdat jij op de een of andere manier toch… wij bent, en wij…zijn, ik wil maar zeggen: golven van plusminus hetzelfde Geluid. Alleen Sam, hoe moet het nu verder? Zoals jij destijds aan de reus Joyce voorbij moest, zo moeten wij noodgedwongen aan jou voorbij. Zie je, de modder, die zit al volgepropt, die is niet meer voor ons, nakomelingen van jouw nakomelingen. I say it as I hear it. Niet voort zó , Sam, met alle respect, eruit opstaan moeten we weer eens, vlinder te voorschijn wapperend uit jouw Worm, jouw larve, om het even heel prozaïsch te zeggen, al was ’t maar om dood te vliegen tegen de zon aan, na een paar seconden. En dan mag je nog van geluk spreken, want de Franse dichter René Char die ook onlangs is gestorven, heeft het in dit verband over de arend. Maar arend of vlinder: Vliegen weer eens, Sam, opstaan weer eens, in de verrukking gaan. ‘k Geef toe, ieder zijn stem, Sam, ieder zijn monoloog, jij de jouwe die me tot verlammens toe ontroert, me meeneemt in ’t moddergraf, bij de andere solidairen, een stem om ieder andere stem het zwijgen op te leggen, zo radicaal solitair, zo radicaal vereenzaamd, op ’t verstommen af Maar wij de onze, Sam, onze stem die jou al niet meer kan bereiken nu, of misschien wel, daarboven, ginderbeneden, linksachter of rechtsvoor, daar waar ze al eens samenkomen, de schreeuwlelijken die, dood of niet dood, ermee doorgaan, met leven-maken, ik bedoel zin-zoeken, ik bedoel de onze, Sam, I say it as I hear it, voor Sam, met Sam, na Sam. Praten weer eens, Sam, zeggen en tegen-zeggen, een dubbelstem kan je ’t noemen, één om mee te woorden, één om mee te ant-woorden, dialoog weer eens, Sam, en kakofonie als ’t niet anders kan, zolang het maar klinkt, davert, spettert, de darmen naar de hersens jaagt en de hersens naar de darmen, uithalen weer eens, vuurdraven weer eens, sporen aanbinden, Sam, weg uit ’t zwart het witte in, hinken inclusief. Maar alvast bedankt voor ’t luisteren. En al bij al: jouw stem, Sam, onze stem, zolang we de mond maar niet houden, want dáár gaat het toch om, nietwaar: nooit ofte nimmer ofte nergens onze mond houden, bij leven niet, vooral ook dood niet, vooral ook tussenin niet, jouw tussenin.'( bladzijde 262-263-264 ‘Ondergronds Bovengronds’)