‘Wijdere blik’ Veel teksten over kunst zijn gecodeerde teksten. Het zijn stemloze teksten. Het zijn teksten die de territoriumdrift van de kunstwereld duidelijk laten zien. Dit zijn een aantal stellingen die voorkomen in het essay van Bernard Dewulf ‘De wijdere blik’. Het staat in het boek ‘Verstrooiingen’ dat gaat over kijken en zien. Dewulf gaat het ‘om het woord en het beeld, om iets elementairs, om een wezenlijke driehoek: het kunstwerk, de blik, het schrijven.’ Ik volg nu zijn essay en citeer grote stukken, kleine stukken. Hij heeft wat te vertellen. En hoe. ‘Het kunstwerk ademt in mijn bestaan. In mijn dagelijkse bestaan. Het is niet iets dat zich in quarantaine bevindt, waar ik het achter glas af en toe mag zien. Het is ook niet iets dat geschapen wordt om de kunstkritiek aan een onderwerp te helpen. Het is iets dat tot mijn leefwereld behoort. Het is niets bijzonders en het is buitengewoon. Ik kan ernaar zitten kijken als naar mijn kinderen of naar de berk in de tuin. Net als de berk en het kind bevindt het kunstwerk zich al lang niet meer buiten mij, maar binnen mij. Daar, te midden van duizend andere dingen, verdeeld over ratio, gevoel en geheugen, bepaalt het mij. Het is niet mijn bedoeling zo veel mogelijk kunstwerken te zien, zoals ik ook niet zo veel mogelijk boeken wil lezen of landschappen wil zien. Ik loop rond, zoals iedereen, in de wereld zoals zij zich voordoet, en dan soms, ineens, dringt een kunstwerk zich aan mij op. Ik bedoel dat niet als een boutade, het is mijn ervaring. Die ervaring is niet uniek voor het kunstwerk, het geldt net zo voor bijvoorbeeld landschappen en mensen. Uiteindelijk zijn het allemaal beelden die mij bezoeken. Verreweg de meeste zijn van volstrekt voorbijgaande aard. Maar af en toe dus springt er een, zoals men dat zegt, in het oog. En dan, na de eerste kennismaking wil mijn oog daar alles van weten. Oog en beeld laten elkaar niet meer los. Dit proces, deze vorm van verschijning, van doodsimpele epifanie, geldt niet exclusief voor kunst. Ik draag, net als iedereen, talloze beelden in me mee, en de kunst-beelden zitten daar gewoon tussen. De meest voorkomende functie die het hoofd zelf gebruikt is de ‘random’- mogelijkheid. Dagelijks komen er beelden op, keren er beelden terug, soms doelmatig, naar aanleiding van een duidelijke impuls, maar even vaak zomaar, zonder duidelijke aanleiding. Dan kan, bijvoorbeeld, de moeder ineens verschijnen en haast tegelijk een tekening van Thierry De Codier. Er zal wel een verband tussen die twee zijn, maar niet per se oorzakelijk.'(bladzijde 17-18)Morgen meer.