Hij zong al rond; zingt nog steeds, zie VPRO gids van 10/16 november 2012. Wel wat laat, maar ik ben nu ook beland bij Alessandro Baricco’s ‘De Barbaren’, een essay over de mutatie. Oorspronkelijk geschreven voor de krant. Om de vijf, zes dagen, tussen mei en oktober 2006. Nu in boekvorm; vorm is aangepast.(eerste druk 2009, in het Nederlands) De stijl is de stijl van het voor-de-krant-schrijven gebleven. Baricco noemt het ‘live werken’, onder de ogen van de lezers, meer gericht op de noodzakelijkheid van het nadenken. Het is een poging om al schrijvende te denken, te begrijpen in wat voor een tijd we leven. Wat verandert er? Hoe verandert het? Wat hangt er in de lucht? Komen de barbaren eraan? Is het zo dat er op dit moment (al jaren toch?) in onze cultuur zich een mutatie voltrekt? Verandert onze romantische kunstopvatting heel geleidelijk in een cultuurbenadering die de nadruk legt op het spectaculaire? Kunst is niet stil maar maakt veel lawaai, is snel, bemoeit zich met de lage en hoge regionen van de cultuur, versmelt alles met alles, gebruikt en misbruikt de nieuwe technologieën. De barbaarse kunstenaar is een bastaard, heeft geen last van diepgang of angst voor de oppervlakte; hij of zij gaat breed. Is breed diep geworden? In zijn boek volgt Baricco de reguliere vorm van een boek. Hij kiest als eerste dus een motto, nee niet één maar vier motto’s heeft hij nodig. Motto’s bepalen het speelveld, bepalen de grenzen van het veld.Het eerste motto is van Wolfgang Schivelbusch en komt uit het boek ‘De cultuur van de nederlaag’; ‘De vrees om te worden verslagen en verwoest door hordes barbaren is zo oud als de geschiedenis van de beschaving. Beelden van woestijnvorming, van parken die zijn geplunderd door nomaden en van vervallen gebouwen waarin het vee staat te grazen, keren voortdurend terug in de decadente literatuur, vanaf de Oudheid tot aan onze tijd.’ Het tweede motto is van 7 mei 1824. Een Londense criticus schreef over de Negende van Beethoven. Het artikel stond in de ‘Quarterly Musical Magazine and Review’. Het motto; ‘Elegantie, puurheid en maat, die de basisprincipes van onze kunst vormden, maken geleidelijk plaats voor een nieuwe, frivole en pompeuze stijl die wordt gehanteerd door de oppervlakkige talenten van onze tijd. Hersenen die, door opvoeding en gewoonte, nergens anders aan kunnen denken dan aan kleren, mode, roddels, romans lezen en morele losbandigheid, zijn nauwelijks in staat te genieten van de ingewikkeldere, minder koortsachtige geneugten van de wetenschap en de kunst. Beethoven schrijft voor dié hersenen, en daarin schijnt hij ook tamelijk succesvol te zijn, als ik de lofbetuigingen moet geloven die ik overal hoor opkomen voor dit laatste werk van hem.’ Let op de Negende van Beethoven is dus een symbool van de barbaren geweest. Over het derde motto schrijf ik morgen. Het wordt een bijzonder uitstapje.