Het derde motto bij ‘De barbaren’ van Baricco. Baricco heeft het derde motto te danken aan Walter Benjamin. Ik ben verrast door de losse stijl waarmee hij Benjamin introduceert. Ik beschouw wat Baricco over Benjamin zegt als een perfecte inleiding op de literatuurcriticus en filosoof. Ik citeer daarom een groot stuk om dan uiteindelijk op het ultrakorte motto te komen. Een verrassing. ‘Walter Benjamin, ik zeg het even voor degenen die hem niet kennen, was een Duitser (spreek zijn naam dus alsjeblieft niet uit als Bendjamin, alsof hij in Connecticut had gewoond). Geboren in 1892 in Berlijn, 48 jaar later om het leven gekomen door zelfmoord. Van hem zou je kunnen zeggen dat hij de grootste literatuurcriticus was uit de geschiedenis van de literatuurkritiek. Maar dat zou hem nog tekortdoen. In werkelijkheid was hij iemand die de wereld bestudeerde, de manier van denken van de wereld. Daarvoor maakte hij vaak gebruik van boeken die hij las, want die beschouwde hij als een bevoorrecht inkijkje in de geest van de wereld. Maar eigenlijk was hij er even goed in om wat dan ook te gebruiken: de magie van de fotografie, of reclames van beha’s, of de topografie van Parijs, of wat de mensen aten. Hij schreef veel, op bijna obsessieve wijze, maar hij kreeg het bijna nooit voor elkaar om een mooi, afgerond boek te maken: wat hij heeft nagelaten is een enorme hoeveelheid aantekeningen, essays, aforismen, recensies, artikelen, en inhoudsopgaven van nooit geschreven boeken. Hij leefde in de droevige wetenschap dat men hem nergens een vaste baan en een salaris kon bieden; universiteiten, kranten, uitgevers en stichtingen overlaadden hem met complimenten, maar slaagden er nooit in een manier te vinden om met hem samen te werken. Dus legde hij zich erbij neer om in voortdurende financiële armoede te leven. Hij beweerde dat het hem in elk geval wel een subtiel privilege had verschaft: elke ochtend wakker worden wanneer het hem uitkwam. Maar het moet gezegd worden dat hij er over het algemeen toch niet zo blij mee was. Nog één ding: hij was joods en marxistisch. Als je joods en marxistisch was, was nazi-Duitsland niet echt de ideale plek. In de context van dit boek is er één ding van hem dat mij het allerbelangrijkste lijkt. Het is niet eenvoudig uit te leggen, dus ga er even voor zitten, en als je niet kunt gaan zitten, stop dan even en lees weer verder als je al je hersencellen kunt inzetten. Dit is het: hij probeerde nooit te begrijpen wat de wereld was, maar altijd wat de wereld aan het wórden was. Ik bedoel: wat hij boeiend vond aan het heden waren de tekenen van de mutaties die dat heden zouden opheffen. Het waren de transformaties die hem interesseerden; de momenten waarop de wereld op zijn lauweren rustte konden hem geen reet schelen. Van Baudelaire tot aan reclame, wat het ook was waarover hij zich boog, het werd de profetie van een toekomstige wereld, en de aankondiging van een nieuwe beschaving.’ (bladzijde 21-22)Morgen meer.Het wordt echt wat.