Nu weer Baricco zelf over spectaculaire zaken. ‘Eens las ik deze zin: ‘Voor wie de gevel van een gebouw beklimt, is er geen versiering die hem niet uitermate nuttig voorkomt.’ Misschien was het Kraus, maar ik zou het niet durven zweren. Hoe dan ook, het is een beeld dat misschien kan helpen om het volgende duidelijk te maken,: dat wat de beschaving gewoonlijk beschouwt als overbodig ornament, is voor de barbaar, die gevels beklimt in plaats van gebouwen te bewonen, een houvast geworden. Je zult nooit enig begrip krijgen van zijn manier van denken als je je niet kunt voorstellen dat de spectaculariteit voor hem niet een mogelijk hoedanigheid is van wat hij doet, maar is wat hij doet. Het is een basisvoorwaarde van de ervaring: het is bijna niet mogelijk voor hem toegang te krijgen tot iets anders dan zaken die zijn voorzien van dat vermogen om beweging voort te brengen: spectaculaire zaken. Dus terwijl vroeger gewaakt moest worden voor de balans tussen de kracht van een inhoud en de verleiding van het oppervlak, is het probleem voor de barbaar wezenlijk gemuteerd – immers, voor hem is de verleiding een vorm van kracht, en het oppervlak is de uitgestrekte plaats van de inhoud. Waar wij een tegenstelling zien, of in elke geval twee elementen die uit heel ander hout gesneden zijn, ziet hij een enkel verschijnsel. Waar wij een antwoord zoeken, bestaat voor hem de vraag niet eens.’ ( bladzijde 151-152) Sterk geformuleerd. Morgen verder met zoiets als een portret.