Baricco ‘de barbaren’. Over het verleden zegt Baricco samenvattend het volgende; ‘We kunnen dus stellen dat de beschaving ons leert hoe we een bewuste, beschaafde afdaling naar het verleden kunnen ondernemen, met het doel die zo authentiek mogelijk naar de oppervlakte te halen. De barbaren bouwen met het puin en wachten op de drijvende vlotten waarmee ze hun huis kunnen bouwen en hun tuintje kunnen versieren. Die eerste oplossing is zo spannend, en de tweede zo helder, dat de bestuursorganen van de beschaving (school, ministeries, media) er een hele kluif aan hebben om te voorkomen dat de hele gemeenschap afglijdt van het hellend vlak van de barbaarsheid. Daarom is de discipline inmiddels verhard tot cultus, en is de bewaking bijzonder hardnekkig. dagelijks wordt er gehamerd op de grondstelling dat de manier waarop de barbaren met het verleden omgaan zich verhoudt tot de manier waarop de beschaving met het verleden omgaat als een hamburger van Mc Donald’s zich verhoudt tot een runderstoofpot met barolowijn. De mensen doen alsof ze erin geloven. Maar diep vanbinnen weten ze dat de ware grondstelling een andere is, namelijk: het verleden van de barbaren verhoudt zich tot het verleden van de beschaving als het eten van een hamburger van McDonald’s zich verhoudt tot het kijken naar een runderstoofpot met barolowijn. In dat idee geven de mensen blijk van de typisch barbaarse overtuiging dat het verleden alleen maar nuttig is wanneer en waar het onmiddellijk heden kan worden. Wanneer je het kunt consumeren, opeten, transformeren tot leven. Het is geen esthetisch principe, de relatie met het verleden, het is geen vorm van elegantie, maar het is het antwoord op een honger. Het verleden bestaat niet; het is materiaal van het heden. Het zal best waar zijn, denkt de barbaar, dat een runderstoofpot met barolowijn beter smaakt dan deze smerige hamburger, maar ik heb hier en nu honger, en als ik eerst helemaal naar de Langhestreek moet om zo’n heerlijkheid te kunnen eten dan ben ik al dood voor ik daar aankom. Vooral nu de weg naar de Langhe is verworden tot een eindeloze reis, selectief, verfijnd, elitair en oervervelend. Ik blijf dus gewoon hier. En ik eet mijn hamburger, terwijl ik op mijn iPod luister naar ‘de vier jaargetijden’ van Vivaldi in rockversie en intussen een Japanse manga lees, en, het voornaamste van alles, dat kost me een minuut of tien en dan sta ik weer buiten, en dan heb ik geen honger meer en ligt de wereld weer voor me open. Het is een houding waar je over kunt discussiëren. Maar het is wel een houding; het is geen waanzin.'(bladzijde 162-163) Morgen over techniek.