Gerhard Roth , ‘Het huis van de slapende rede’.Vervolg. ‘Navratil liet kort daarna Herbecks gedichten als pocketboek verschijnen onder het pseudoniem ‘Alexander’. In 1978 werd Herbeck tot lid van de ‘Grazer Autorenversammlung’ gekozen; samen met Oswald Tschirtner gaf hij een volgende dichtbundel uit (nu onder eigen naam) en verliet in 1980 de inrichting, om zijn intrek te nemen in de landelijke inrichting Klosterneuburg. Vanaf dat moment stond hij niet meer onder curatele, maar in 1981 keerde Herbeck op eigen verzoek naar Gugging terug, in het ‘kunstenaarshuis’ dat in hetzelfde jaar geopend werd. Hij is 68 jaar en sinds 1946 opgenomen. De diagnose luidt zoals trouwens bij de meeste anderen schizofrenie. In de hal, die onmiskenbaar door August Walla beschilderd is en speciaal lijkt ingericht voor het sombere ochtendlicht, komt Ernst Herbeck op mij af met het gezicht angstig afgewend. Ik kan slechts met moeite verstaan wat hij zegt; hij lijdt onder een misvorming van het gehemelte en is – zoals ik hoor – onlangs opnieuw geopereerd. Hij is iemand die men niet vergeet. Sinds vele jaren heeft hij zich in stomme gesprekken met zichzelf en eenzame gedachten teruggetrokken, waarin hij als zwijgende filosoof gehuld in verdriet leeft. Herbeck gaat met gebogen hoofd voor naar de eetzaal, waarvan de muren tot aan het plafond met kleurige schilderingen van patiënten zijn bedekt. In een hoek staat een fantasierijk beschilderde klerenkast.'(Raster 84. bladzijde 187)De rest van het artikel vertelt Roth over de andere patiënten; dus ik wou het hierbij laten. Het gaat mij vooral om Ernst Herbeck.