Stefan Hertmans over Roland Barthes in ‘Eelt op de blik’. Vervolg. ‘Als de tekst met erotische pijn geconnoteerd raakt door het penetreren van mijn blik – want dat suggereert Barthes – wat heeft hem zo kwetsbaar gemaakt? Is de tekst zo’n dunne huid dat ik er doorheen kan kijken en daar het innerlijk leven zie krioelen in de beeldspraak van een bloedsomloop, ongeveer zoals Leonardo da Vinci het lichaam opensneed om te vinden wat de waarheid was over de innerlijke wereld, de ingewanden van de mens? Dat is in elk geval waar voor de burgerlijke romantraditie tot en met Thomas Mann: de lezende blik doet aan vivisectie, hij snijdt lichamen en hoofden open en leest de sporen zoals de mens vroeger uit ingewanden de toekomst te voorschijn wou lezen. Er is in dit verband een hoogst onthullende passage te vinden in ‘De Toverberg’, waar de jonge Hans Castorp, wiens hoofd op hol is gebracht door allerlei theorieën waarvan hij het begin nog niet had kunnen vermoeden, in de halfslaap, zittend boven zijn opengeslagen anatomieboek, een gedroomd en collectief lichaam ziet opdoemen, het lichaam van de humanistische en tegelijk verscheurde mens zoals Thomas Mann zich die had voorgesteld: een beetje androgyn, groot en toch intiem, focus van de paradoxen van sublimatie en gedroomde aanraking, nabij en veraf. De koortsdroom van Hans Castorp verbeeldt, zoals we door de auctoriële stem omstandig te weten komen, het lichaam van de moderniteit, van de burger die droomt dat het ultieme lichaam uit zijn boek zal oprijzen alsof Adam en Eva, één geworden bij hun verdrijving uit het paradijs, daar plots naakt voor hem staan en hem vertellen wat de bijbel niet zo uitdrukkelijk vertelt: dat we bij de verdrijving uit het paradijs de medische encyclopedie als troostprijs hebben meegekregen. Dit lichaam lijkt, op het einde van Castorps hallucinatie, alleen nog op het begeerde lijfje van een krolse en hoogst aantrekkelijke jonge Russin, Madame Chauchat – haar naam liegt er niet om: mevrouw Het Warme Katje. Dat dit algemene, universele lichaam van de encyclopedie zich plots omwendt en het gelaat van de geïndividualiseerde geliefde of begeerde vrouw omhult, dat is volgens Thomas Mann blijkbaar de loop der dingen: achter de anonieme huid van de tekst (of de encyclopedie) zit altijd een individualiseerbaar personage dat we ontmoeten in ons eigen verhaal. Als jongen van vijftien staarde ik vaak naar de fantasieloze, medische tekening van het vrouwelijk lichaam in een ouderwetse encyclopedie en dacht aan het meisje met wie ik nooit een woord had durven wisselen. De mens als soort en het hoogst individuele – onontwarbare in een beeld. De koortsdroom van Castorp, het opdoemen van dat lichaam voor zijn ogen (die niets liever willen dan de encyclopedie doorgronden, net zoals hij de liefde wil doorgronden), heeft exemplarische waarde.'(bladzijde 390-391 uit ‘Het putje van Milete’ van Stefan Hertmans)Wordt vervolgd.