Stefan Hertmans en ‘Eelt op de blik’, een essay over lezen. Vervolg. ‘Het is een breekbaar lichaam, ik kan het doodslaan als een lastige mug (insecten spelen vaak een metaforische rol in de gedichten van Faverey, ze geven ons de enigszins lastige en beschamende indruk dat ze over onszelf gaan) – insecten die rond mijn hoofd komen zoemen terwijl ik lees. Ze komen telkens in een andere gedaante terug. Soms bloedt dit meervoudig samengestelde lichaam vreselijk; dat hangt af van de suggestieve kracht van de tekst. Ik heb daar niet per ze Bret Easton Ellis of Charles Bukowski voor nodig. Suggestie en verbeelding zijn al bloedig genoeg, ze zijn de mnemotechniek van de pijn en de kwetsuur. In zijn eerste roman, ‘Vloeibaar harnas’, roept Peter Verhelst dit metaforisch aanwezige lichaam voortdurend op via het meditatieve lichaam van de patroon der verlichte flikkers, Sint Sebastiaan. De heilige wordt er verbeeld door de architect, de man die het bouwen van een huis geleidelijk aan (met onze lezende blik als getuige) heeft verweven met het penetreren van een begeerde huid. Maar de huid van de heilige in extase bloedt niet, dat niet-bloeden na het maken van een wonde is, zoals we weten, typisch voor iemand in hysterische toestand, reeds door Freud gesignaleerd met spectaculair ogende foto’s. Dit overal gepenetreerde lichaam van Sebastiaan, metafoor voor het open huis, ons lichaam, is een ruimte waarin we noodgedwongen wonen. De beeldspraak wil voelbaar maken dat iedereen zijn eigen vel als een warme gevangenis ervaart. In Verhelsts roman wordt dit verder nog gesymboliseerd door een venusmandje, een specifieke vorm van de glasspons waarin kleine dieren gevangen raken, zodat ze op elkaar aangewezen zijn om samen dood te gaan. Lezer en schrijver raken ook door niets meer of minder dan hun eigen vel en gevangenis geschonden. Toch blijkt lezen de enige manier om die begrenzing open te breken, om door het schenden van andere huid mijn eigen huid wat op te rekken. Misschien dat we ook nog daarom lezen: om eelt op onze blik te kweken, om minder kwetsbaar te worden, als is dat meestal vergeefs. Het lichaam gaat toch weer spoken in onze lezende verbeelding, als een golem, symbool voor alle naamloze lezers in de geschiedenis van onze boeken, met elke regel weer, en helemaal van voren af aan. En diep onder de geschaafde huid van oeroud perkament galmt nog steeds de vraag: Is daar iemand? Ben ik alleen?'(Bladzijde 398-399, difereren ze vaak aan cliches. Dat kunnen behalve taalcliches ook beeldcliches zijn, zoals het gezicht van een vermaard politicus. Maar de betekenissen van beelden cliches zijn vaak aan taal gebonden. Studenten aan de Gerrit Rietveld academie kregen eens de opdracht om het begrip ’tribunaal’ te verbeelden, zonder dat er een woord aan te pas mocht komen. Onvoorbereide toeschouwers moesten later proberen het begrip uit de beelden af te leiden en dat is gelukt. Een student gaf de gerechtigheid weer als een geblinddoekte vrouw met een zwaard. Adam en Eva, wenend na de zondeval, vertegenwoordigden de lijdende mensheid. Dit zijn geen onbesproken beelden, maar symbolen met ruim beschreven betekenissen. Het lukte zonder woorden, maar niet zonder taal. Met beelden kun je, evenals met taal, beschrijven, samenvatten, verklaren of betrokken raken. Beweging is met reeksen beelden weer te geven. Zo kun je letters laten bewegen, maar wil je bewegingen beschrijven dan gaat dat maar moeizaam. Hoewel verbanden leggen en analyseren terrein voor taal lijkt te zijn, lukt bijvoorbeeld uiteennemen en onderzoeken ook met beelden, zoals bouwtekeningen of ‘exploded views’, en met anatomische en biologische prenten, diagrammen en grafieken. Taal licht daarbij toe en verklaart. Grafieken en diagrammen kunnen beknopter zijn en sneller inzicht verschaffen dan met taal mogelijk is. Een diagram verduidelijkt eerder een zetelverdeling in het parlement dan een beschrijving.’ (bladzijde 200-201) Wordt vervolgd.