Nu Laat ik Patricia de Martelaere aan het woord over lezen. Het essay komt uit de bundel ‘Een verlangen naar ontroostbaarheid’,ondertitel: ‘over leven, kunst en dood’. Uitgegeven in 1993. Titel van de tekst ‘De wereld is een woord’. ‘Een van de vreemdste vragen die Wittgenstein in de ‘Philosophische Untersuchungen’ tot zijn lezerspubliek richt is wel die naar het lezen zelf. Waarin bestaat precies die vreemde activiteit waarbij de ogen van een voor het overige onbeweeglijke persoon zich van links naar rechts bewegen over gedrukte of geschreven tekens op papier en tegelijkertijd bepaalde klanken hoorbaar of in stilte worden voortgebracht? Op welke manier zijn die mysterieuze tekentjes verbonden met de opgeroepen klanken- of begrippenreeks, en waarin ligt dan het verschil met het uiten van een identieke klankenreeks zonder begeleidend schriftbeeld? Een typisch Wittgensteiniaans experiment(Philosophische Untersuchungen 161): zeg de getallen van een tot twaalf. Kijk vervolgens op je horloge en lees ze chtig door worden en een geschreven tekst zou niet meer zijn dan een geheugensteuntje. Dit laatste klopt, maar geschreven tekst is sindsdien terecht erkend als verlengstuk van het geheugen. Alle verzamelde kennis is niet te memoriseren, maar is wel redelijk makkelijk en snel op te zoeken – wat met het ‘world wide web’ nog beter gaat. Een volgend bezwaar van Plato is dat er met een geschreven tekst niet is te discussiëren. Stel je die een vraag, dan krijg je stilte. En stuur je als filosoof je ideeën vastgelegd in schrift de wereld in, dan kun je er niets meer aan veranderen, ze niet ter verheldering anders formuleren of toelichten. En je tekst kan in de verkeerde handen raken en fout gelezen worden. Dan moet de auteur te hulp schieten, want de geschreven tekst zelf kan daartegen niets doen. Met het internet is toelichten of een weerwoord geven makkelijker geworden. Maar dat een tekst anders wordt gelezen dan bedoeld is, bewust anders wordt uitgelegd, of dat er selectief gelezen wordt waarbij delen, die een lezer niet bevallen of niet kan gebruiken, genegeerd worden, daartegen is eigenlijk niets te doen. Hetzelfde geldt overigens voor gesproken tekst: een toehoorder kan selectief luisteren en weigeren met een spreker in discussie te gaan. En het bezwaar van filosofen dat teksten meestal dubbelzinnig zijn of twijfel oproepen, ook daaraan is weinig te doen, omdat het voor een auteur nagenoeg onmogelijk is een eenduidige tekst te schrijven. En lezers maken er, met hun eigen gedachtewereld, ongetwijfeld een interpretatie van.'(bladzijde 195-196)Wordt vervolgd.