Verder met ‘De wereld is een woord’ van Patricia de Martelaere. ‘Hoe de werkelijkheid eruitziet zonder taal kunnen wij in de leest letterlijke zin van het woord niet zeggen. De filosofie, op zoek naar het echte Zijn of de zuivere Idee, kan alleen nog maar, wild gesticulerend, een paar primitieve klanken uitstoten alvorens in algeheel mystiek stilzwijgen te vervallen. (Philosophische Untersuchungen 298). Toch lijkt hiermee nog steeds niet alles te zijn gezegd over de situatie van de ‘lezer’ die, als een muzikant, bezig is mét of zónder ‘betekenis’ klankwaarden met schrifttekens te verbinden. Verschillende muzikanten kunnen immers, zoals bekend, een zelfde partituur met een verschillend ‘gevoel’ uitvoeren, soms in die mate dat het stuk zelf er onherkenbaar door wordt. En van lezers, vooral in literaire kringen , is eveneens bekend dat ook zij een en hetzelfde tekengevoel op de meest uiteenlopende wijzen kunnen begrijpen (dat wil kennelijk zeggen met verschillende ‘beelden’ verbinden). ‘Teken een boom,’ luidt een van de klassieke instructies van psychologische karaktertests, en de ondervraagden tekenen vol argeloze overgave sparren, treurwilgen of appelbomen; bomen met of zonder takken, met of zonder bladeren, met of zonder wortels. Wanneer wij allemaal dezelfde taal spreken, en wanneer het de taal is die voor ons het wereld-beeld bepaalt, hoe komt het dan dat wij bij dezelfde woorden niet allemaal steeds dezelfde beelden hebben? Hoe komt het bijvoorbeeld dat geen twee lezers van Tolstoj zich een identieke voorstelling maken van de figuur van Anna Karenina, terwijl ze nochtans allen over identieke beschrijvingen beschikken (grijze ogen, bruine haren, middelgrote gestalte)? De reden hiervan ligt niet in de onafhankelijkheid van beelden ten opzichte van de taal, maar in de onbepaaldheid (bijvoorbeeld te grote algemeenheid) van vele talige uitdrukkingen, aangevuld door de individuele inhouden van een strikt persoonlijke levenservaring (de een ziet Anna als zijn vrouw, de ander als zijn moeder, zijn zuster, een onbekende op straat…). Het kan er dus misschien op lijken dat de lezer, bij zijn lectuur, zich voortbeweegt tussen woorden en beelden.'(bladzijde 32-33 van Patricia de Martelaere ‘Een verlangen naar ontroostbaarheid’, ‘Over leven, kunst en dood’) Wordt vervolgd.