Voor ik verder ga met het project ‘Lezen’ eerst even over de ‘hommages’. Ben hard aan het werk met Celan en Faverey. Bestudeer en leeslees Yra van Dijks’ proefschrift “Leegte, leegte die ademt”, ‘Het typografisch wit in de moderne poëzie’. Ik heb de ondergronden; zoek nu naar de juiste letter; kleur. Daarnaast ben ik hard aan het werk voor Klifhanger 2013 in Den Hoorn, de tweejaarlijkse manifestatie kunst op locatie. Op 21 ijzeren platen van 85 bij 79 cm maak ik een gedicht(een raakruimte) over het verlangen. Het wordt geplaatst op een mooie oude muur midden in het dorp. Nu weer Patricia de Martelaere. Het is het eerste essay in ‘Een verlangen naar ontroostbaarheid’. Titel; ‘Om niets te zeggen, of De nieuwe kleren van de keizer’. ‘Wie spreekt, heeft iets te zeggen. Het hoeft daarom nog niet van levensbelang of van enig gewicht te zijn, wat iemand te zeggen heeft. Soms zegt iemand alleen maar: Ik heb slecht geslapen vannacht, of: Het weer ziet er niet zo best uit, neem liever een paraplu mee. Maar wie helemaal niets wil zeggen, zegt gewoon niets, hij zwijgt. De schrijver zegt niet alleen iets, hij schrijft het ook op. Hij wil dus dat het blijft. En hij laat het ook uitgeven, hij wil dus dat het gelezen wordt, door meerdere mensen, bij voorkeur door iedereen. Wát hij te zeggen heeft, moet dan wel van niet onaanzienlijk belang zijn; het moet een niet geringe boodschap zijn die hij ons heeft mee te delen. En inderdaad is dat ook de manier waarop schrijvers meestal gelezen en beoordeeld worden: men probeert te achterhalen of zij als schrijver ‘iets te zeggen hebben'( zo niet, dan zijn zij verwaarloosbaar) en zo ja, wát zij te zeggen hebben – men probeert thema’s te formuleren, mensbeelden te distilleren, banden met de sociale en culturele werkelijkheid op te sporen. Het minste dat van het literaire werk, in welke hoedanigheid ook, kan worden gezegd is dat het ‘over iets’ gaat – soms valt het bijzonder moeilijk uit te maken waarover het gaat, soms lijkt het werk alleen maar over zichzelf te gaan, maar ook dan gaat het over iets, en wordt er iets gezegd. Het overheersende model waarbinnen literatuur, expliciet of impliciet, wordt begrepen, is nog altijd dat van de communicatie, waarbij een spreker (of zender) een boodschap richt tot de hoorder (of ontvanger). Literatuur wordt met woorden fundamenteel gesitueerd in het verlengde van de gewone taal: literatuur is taal, taal zoals wij die allemaal kennen, taal die een beetje meer dan gewoonlijk de aandacht vestigt op zichzelf, taal die een beetje gekker doet dan gewoonlijk, en daardoor ook een beetje moeilijker is – maar niettemin taal.'( bladzijde 11-12) Wordt vervolgd.