Verder met de poëtica van Celan door Yra van Dijk. ‘Ik ben het met Heynders eens dat beide dichters trachten binnen de poëzie en door de poëzie het willekeurige van de taal op te lossen met een utopisch doel voor ogen. Mallermé zag ook geen heil in de steriele wereld van de zuivere poëzie. Zijn ideale ‘Livre’ was een soort werkelijkheid op zichzelf. Het boek moest zich ophouden op de grens van het bestaan en het niets, het moest zowel de werkelijkheid als het geheim zijn. Celan ging het ook om een nieuwe werkelijkheid, die hij met het gedicht wil ‘entwerfen’ , zoals hij het noemt:’Wirklichkeit ist nicht. Wirklichkeit will gesucht und gewonnen werden’. Misschien is het verschil hooguit dat bij Mallermé de wereld zich naar het Boek toe moest bewegen (‘Le monde est fait pour aboutir a un beau livre’), terwijl bij Celan de poëzie de werkelijkheid moest ‘ontwerpen’. Celans oplossing voor de scheiding tussen taal en wereld is om in het gedicht een nieuwe, andere werkelijkheid te creëren, binnen het talige bereik. Een manier van een realiteit scheppen die samenvalt met de taal zelf, is Celans veelvuldig gebruik van eigennamen, waarin de scheiding tussen het woord en wie er genoemd wordt, niet bestaat. Hetzelfde procede zien we bij Patrick Modiano, de Franse romanschrijver in wiens werk de Tweede Wereldoorlog ook een grote rol speelt. Vooral waar Celan schrijft over dood en verlies noemt hij eigennamen, als om de verdwenen personen op te roepen en aan te spreken door middel van het gedicht. Het gedicht is voor Celan überhaupt een vorm van aanspreken. Er wordt een ‘du’ verondersteld en aangesproken. In de Bremen-rede maakte Celan de vergelijking tussen het gedicht en ‘flessenpost’:’Het gedicht, dat immers een verschijningsvorm van de taal is en daardoor in wezen dialogisch van aard, het gedicht kan flessenpost zijn en aan de golven meegegeven, met de – beslist niet altijd hoopvolle – overtuiging dat ze ergens en ooit aan land zal spoelen, aan hartland misschien’. In de Meridian-rede zal Celan daaraan toevoegen dat hij in de poëzie streeft naar een ontmoeting. Let op de witregel die ook in dit proza de betekenis van het gezegde illustreert: ‘Het gedicht is eenzaam. Het is eenzaam en onderweg. Wie het schrijft blijft eraan meegegeven. Maar staat het gedicht niet juist daardoor, hier dus al, in het teken van de ontmoeting – in het geheim van de ontmoeting? Het gedicht wil naar het andere toe, het heeft dit andere nodig, het heeft een overkant nodig. Het zoekt die overkant op, het wijst zich de overkant toe’.’ (bladzijde 291-292 uit ‘Leegte,leegte die ademt’ , ‘Het typografisch wit in de moderne poëzie’ door Yra van Dijk) Wordt vervolgd. Vandaag de opening van de kunstmanifestatie Klifhanger op Texel. Zes weken lang kunst op locatie. Dertig kunstenaars laten hun werk zien. Bijzonder om te zien en mee te maken. Te bezichtigen van zonsopgang tot zonsondergang. Ik maakte een ‘paadje van verlangen’.