verder mer Carl De Strycker over Paul Celan in de Nederlandstalige poëzie. ‘De zo vaak verguisde aanpak van Bloom, die hier voor het eerst in de neerlandistiek uitvoerig geoperationaliseerd werd, blijkt daartoe – uiteraard met de nodige kritische nuances en aanpassingen, en afhankelijk van de besproken tekst – dikwijls geschikt. Een dergelijke benadering van de problematiek leidt er niet alleen toe dat de gevonden invloed tekstuele grond krijgt, maar ook dat het invloedenonderzoek, waarin tot nog toe voornamelijk equivalenties tussen teksten werden opgespoord, uitgebreid wordt met een beschrijving van de disjuncties en disharmonieën tussen teksten. Met een dergelijke omschrijving van invloed wil ik ook terminologische helderheid scheppen. Het gebruik van, althans in de neerlandistiek, vaak diffuse termen of vage begrippen als ‘echo’, ‘resonantie’, ‘contact’ of ‘correspondentie’ leidt tot onduidelijkheden over wie er verantwoordelijk is voor de gevonden parallellen tussen de teksten: de auteur, de tekst of de lezer. In mijn opinie is het de lezer die de gelijkenissen construeert, maar steeds op basis van intertekstuele signalen in de tekst. Uiteraard wil ik de door de lezer opgemerkte parallellen tussen teksten waarvoor (voorlopig) geen intertekstuele grond bestaat niet zonder meer verwerpen. Ik wil er alleen voor waarschuwen op grond van dit soort vergelijkend onderzoek te besluiten tot intertekstualiteit of invloed. Ik stel voor om voor louter door de lezer geconstrueerde en dus eerder vrijblijvende relaties de term ‘verwantschap’ te gebruiken. Wanneer de lezer zonder enige (dwingende)reden teksten naast elkaar legt met de bedoeling overeenkomsten en verschillend tussen beide te signaleren, doet hij aan wat Odile Heynders ‘corresponderend lezen’ noemt. Meestal verschilt een dergelijke benadering weinig van die van H.A. Gomperts of Jan Kamerbeek Jr., die hun vergelijkende studies schreven nog voor Julia Kristeva het begrip ‘intertekstualiteit’ lanceerde; in het beste geval leidt een dergelijke lectuur tot een genietende omgang met literatuur in het spoor van Roland Barthes of de ervaring van de oneindige semiosis zoals Kristeva die beschrijft. Wil de vergelijkende literatuurwetenschap resultaten boeken die bijdragen tot de studie van een werk, een poëtica of de literatuurgeschiedenis dan moeten ze focussen op intertekstualiteits- en invloedenonderzoek. ‘Intertekstualiteit’ wil ik, met Genette, reserveren voor relaties van copresentie, namelijk die plaatsen in een tekst waarin daadwerkelijk een andere tekst aan te wijzen valt. Van ‘invloed’, ten slotte, kan slechts sprake zijn wanneer op basis van een geattesteerde intertekst in het oeuvre, parallellen, maar ook verschillen worden gezien tussen teksten. In die pragmatische benadering zijn intertekstualiteit en invloed complementaire begrippen. Duikt een tekst op in een andere tekst, dan hebben we te maken met intertekstualiteit. Heeft die intertekstuele link gevolgen voor het thema, de motieven, de stijl en/of de poëtica van de tekst of van andere teksten uit hetzelfde oeuvre, dan is er ook sprake van invloed. Dat betekent dus dat intertekstualiteit niet noodzakelijk invloed tot gevolg heeft, maar omgekeerd kan er in mijn visie van invloed geen sprake zijn wanneer er geen aanwijsbare intertekstuele link te vinden is. Met een dergelijke behoedzame aanpak zou mijns inziens bij het vaststellen van literaire invloeden alvast heel wat vermeden kunnen worden.'(bladzijde 329 uit ‘Celan auseinandergeschrieben’, ‘Paul Celan in de Nederlandstalige poëzie’ door Carl De Strycker) Dit was zijn ‘Besluit’ uit de studie. Of ik nog meer ga gebruiken uit zijn werk, weet ik nog niet. Er staan interessante hoofdstukken in. Eerst wil ‘Spreek als laatste’ van Maurice Blanchot hier opnemen. Het gaat over de poëzie van Paul Celan. Het is een boekje uitgegeven in 1988 door de kleine uitgeverij Picaron die in die tijd met meer bijzondere uitgaven kwam. Achter dit bijzondere initiatief zat Rik Gadella. Zijn huiskamer was ook zijn galerie. Ik heb daar mijn derde tentoonstelling laten zien.Het boekje was ik bijna vergeten, maar ik kwam het op het goede moment tegen. Het is een commentaar bij het lezen van Celan. Joke Hermsen en Henk van der Waal maakten de vertaling en schreven een voorwoord. Het blijft tijdvers.Ook een beetje een ode aan Rik Gadella.