verder met ‘Spreek als laatste’ van Blanchot; over de poëzie van Celan. ”Temidden van al het verlies, bleef, bereikbaar, nabij en niet verloren,dit ene: de taal. Zij, de taal, ging niet verloren, ondanks alles. Maar ze moest door haar eigen gebrek aan antwoord heen gaan, door haar eigen vreselijk verstommen, door de duizend duisternissen van doodbrengende woorden. Ze ging er door heen, zonder woorden te vinden voor dat wat gebeurde, maar toch worstelde ze zich door dit gebeuren heen. Ze ging er door heen, en mocht weer te voorschijn komen, ‘verrijkt’ door dit alles. In deze taal heb ik, gedurende deze jaren en de jaren daarna, gedichten proberen te schrijven: om te spreken, om me te oriënteren, om te ontdekken waar ik was en waarheen het met mij wilde, om werkelijkheid te ontwerpen. Het was,u ziet het, gebeurtenis, beweging, onderweg-zijn, het was de poging richting te vinden.Spreek ook jij, al was je de laatste om te spreken’. Dat is wat een gedicht – en misschien kunnen wij het nu beter verstaan – ons te lezen geeft, ons te leven geeft, terwijl het ons tegelijkertijd de kans biedt om de beweging van de poëzie terug te vinden zoals Celan ons deze bijna ironisch geschilderd heeft:’De poëzie, dames en heren, deze oneindigspreking van louter sterfelijkheid en vergeefsheid’. Laten we het volgende gedicht in de nu verzegelde stilte lezen, zoals deze ons vol smart aangedragen wordt: //’Spreek ook jij/spreek als laatste,/spreek je uit.//Spreek -/Maar scheid het nee van het ja./Geef je spreken ook zin:/geef het de schaduw//Geef het schaduw genoeg,/geef het zoveel,/als je om je verdeeld weet tussen/midnacht en middag en midnacht./Kijk om je heen:/zie hoe het levendig wordt rondom-/Bij de dood! Levendig!/Waar spreekt wie schaduw spreekt.//Nu echter krimpt de plaats waar je/ staat:/Waarheen nu, van schaduw beroof-/de waarheen?/Stijg op. Tast omhoog./Dunner word je, onherkenbaarder,/ fijner!/Fijner: een draad,/waarlangs zij omlaag wil, de ster:/om beneden te zwemmen, beneden,/waar zij zich schijnen ziet:in de/deining van dwalende woorden’.// En dan op de laatste bladzijde nog dit: ‘Voor Henri Michaux/die , onzichtbaar, ons bij de hand/neemt om ons te leiden naar een/ nieuwe onzichtbaarheid.// ‘Vertrekken./In ieder geval vertrekken.//De scherpe snede van de watervloed/doet het woord verstommen’. (Bladzijde 51 t/m 57 uit ‘Spreek als laatste’ van Maurice Blanchot, over de poëzie van Paul Celan) Dit was Blanchot. Morgen ga ik verder met dit schrijf- en leesproject.Ik beschouw het als een soort achtergrondmuziek bij mijn hommages aan de schrijvers of schrijfsters. Het wordt steeds meer en meer. Het gaat over lezen; het is lezen. Het gaat over taal en beeld. Hoe het uiteindelijk vorm gaat krijgen. We zullen zien. Ik moet even denken aan het project van Job Koelewijn over Spinoza. Daar wordt wereldwijd uit Ethica gelezen. Koelewijn neemt dat allemaal op en maakt zo een bijzonder project. Leve het lezen.