met Derrida ‘Sjibbolet voor Paul Celan’. ‘Celan heeft al zijn gedichten gedateerd. Daarbij denk ik niet allereerst aan een datering die we,ten onrechte maar gemakshalve,extern zouden kunnen noemen,d.w.z. de vermelding van de datum waarop het betreffende gedicht geschreven,begonnen of voltooid werd. In haar conventionele vorm staat die vermelding in zekere zin buiten het ‘eigenlijke’ gedicht. Natuurlijk mogen we het onderscheid tussen deze uitwendige annotatie en een wezenlijker inlijving van de datum in een gedicht waarvan deze,zelf verdichtsel,deel uitmaakt,niet op de spits drijven. Zoals we nog zullen zien, hebben de gedichten van Celan op een bepaalde manier de neiging een dergelijke grens te verplaatsen of zelfs uit te wissen. Maar houden we terwille van helderheid van de uiteenzetting nog even vast aan onze voorlopige hypothese, dan zijn we om te beginnen geïnteresseerd in een datering die in het corpus van het gedicht,in een van de delen ervan en in een voor de traditionele code herkenbare vorm (zoals ‘de 13de februari’) is geconsigneerd;en vervolgens in een niet-conventionele,niet aan de kalender ontleende datering die geheel en al met de algemene opbouw van de dichterlijke tekst vervloeit. In Eden,Peter Szondi’s gedenkwaardige lezing(25) van het gedicht ‘DU LIEGST im grossen Gelausche’ uit ‘Schneepart’, memoreert deze dat dit vers bij de eerste publicatie nog van een datum-aanduiding was voorzien: Berlijn, 22 en 23 december 1967. Bekend is hoeveel Szondi heeft weten te putten uit deze data en uit de gelukkige omstandigheid de directe getuige,ja soms zelfs de dader of medeplichtige,geweest te zijn van de belevenissen die door het gedicht worden gecommemoreerd,verschoven en in chiffres gevat. We weten ook met welke strengheid en bescheidenheid hij de problemen van deze situering aan de orde heeft gesteld,zowel ten aanzien van de wordingsgeschiedenis van het gedicht als van de competentie van de ontcijferaars daarvan. Net als hij,moeten wij terdege rekening houden met het feit dat Szondi ons,als directe en oplettende getuige van alle toevallige en onvermijdelijke omstandigheden die tijdens Celans doorreis door Berlijn op die datum samenliepen,als enige onvervangbare wachtwoorden heeft kunnen nalaten die toegang geven tot het gedicht,een onschatbaar ‘sjibbolet’, een lichtende,ruisende zwerm aantekeningen,even zovele herkenningstekens ten behoeve van de ontcijfering en vertaling van het raadsel.'(bladzijde 29-30 uit Jacques Derrida ‘Sjibbolet voor Paul Celan’)Wordt vervolgd.