met Derrida ‘Sjibbolet voor Paul Celan’. ‘Een zegening aan gene zijde van ons besef,een herdenking door de vergetelheid of het niet-gedeelde geheim heen – het delen,bovendien,van wat ondeelbaar is. Die ‘veertiende juli’s’ vormen de insnijding van een niet herhaalbare enkelvoudigheid (unwiederholbar). Maar wel herhalen zij het unieke binnen de ring. Zo laat een tropica de jaardagen rondwentelen rond het zelfde. Bovendien verveelvoudigt het samenstel van het gedicht de tekens van andere gebeurtenissen die met de 14de juli samenhangen. En daarmee geeft het te denken dat ‘(Quatorze juillets.[…])’hier geen vermelde datum vormt,als behorend tot de algemene,politieke geschiedenis,maar wellicht – wie weet – een datum is die heimelijk ondertekent,als het private zegel dat minstens het gebeuren van dit gedicht waarmerkt, de sublieme scheur die ik liever heel laat. Zo’n ondertekening zou deel uitmaken van de constellatie zelf. Maar laten we hier,zonder verder commentaar, alleen memoreren dat het ‘Gespräch im Gebirg’ ook zegt :’en juli is niet juli’. En wel in een meditatie over de Jood die de zoon is van een jood met een ‘onuitsprekelijke naam’ en niets van zichzelf heeft, niets dat niet geleend is,zodat het aan de Jood,net als aan een datum,eigen is geen eigenheid of wezen te hebben. Jood is niet joods. We zullen daarop nog nader ingaan,evenals op dat andere feit:dat op een andere manier ook sjibbolet voor de Ephraïmieten een ‘onuitsprekelijke naam’ was. En weten waarop hen dat te staan is gekomen. We hebben al meermalen gesproken over constellaties:meerdere heterogene singulariteiten komen samen,con-signeren zich in het samengestelde gesternte van één enkele,gedateerde markering. Denken we hier terug aan de ‘novembersterren’, in hun associatie met een aar,niet met de korenaar van sjibbolet,maar met een maïskolf: BEIM HAGELKORN,im/brandigen Mais-/kolben,daheim,/den späten,den harten/Novembersternen gehorsam://in den Herzfaden die/Gespräche der Würmer geknüpft-://eine Sehne,von der/deine Pfeilschrift schwirrt,/Schütze./// PRÈS DU GRÊLON,dans/l’épi niellé/du mais,chez toi,/soumis à l’âpre,tardive/constellation de Novembre://noeuds à l’écheveau du coeur les/colloques de la vermine-://une corde,d’où/vibrel’écrit de ta flèche,/Sagittaire./// BIJ DE HAGELKORREL,in/de brandige maïs-/kolven,thuis,/de late,de harde/novembersterren gehoorzaam://in de hartvezels de/gesprekken der wormen geknoopt-://een pees, waarvan/jouw pijlschrift zoeft,/boogschutter.(41) (bladzijde 62-63 uit Jacques Derrida ‘Sjibbolet voor Paul Celan’) Wordt vervolgd.