met Derrida ‘Sjibbolet voor Paul Celan’. ‘Nog vóór het Wahn/wann in Huhediblu kruisen daar de Schrift,het epistel,het epistolaire of zelfs de epistelarij hun zendwoorden met de profetennaam,het spoor en het posthume,het post-script en de datum: […]/Und – ja – /die Bälge der Ferne-Poeten/lurchen und vespern und wispern und vipern,/episteln./Geunktes,aus/Hand-und Fingergekröse,darüber/schriftfern eines/Propheten Name spurt,als/An- und Bei- und Afterschrift,unterm/Datum de Nimmermenschtags im September -:// […]/Et – oui – /les baudruches des poètes proscripteurs/vipèrent et vitupèrent,grenouillent,/épistolent./Bave de crapaud,ou/tripe de main et de doigt,dans laquelle/loin de l’Écriture/le nom d’un prophète laisse sa trace, comme/agresse,commentuer,et post-hume post-face,datée/du jour de personne en septembre -:// […]/En – ja -/de balgen der veem-poëten/smiespelen en zwadderen en vesperen en adderen,/epistelen./Zwartgalligs,uit/hand- en vingertriep,waarboven/schriftvèr een/profetennaam spoort,als/aan- en bij- en achterschrift,onder de/datum van nimmermensdag in september -:/// De vraag ‘Wanneer?’, ‘Wann…?’, die allereerst betrekking heeft op rozen (wanneer bloeien de septemberrozen?) om zich tenslotte te richten tot de datum zelf (‘Oh quand refleuriront,oh roses, vos septembres?’) raakt ondertussen ook zelf bezeten:'(bladzijde 68 -69 uit Jacques Derrida ‘Sjibbolet voor Paul Celan’) Wordt vervolgd.