met Derrida ‘Sjibbolet voor Paul Celan’. ‘Niemand knetet uns wieder aus Erde und Lehm,/niemand bespricht unsern Staub./Niemand.//Gelobt seist du,Niemand./Dir zulieb wollen/wir blühn./Dir/entgegen.//Ein Nichts/waren wir,sind wir,werden/wir bleiben,blühend;/Die Nichts-,die/Niemandsrose.// Personne ne nous repétira de terre et de limon/personne ne bénira notre poussière./Personne.//Loué sois-tu,Personne./Pour l’armour de toi nous voulons/fleurir./Contre/toi.//Un rien/nous étions,nous sommes,nous/resterons,en fleur:/la rose de rien,de/personne.// Niemand kneedt ons opnieuw uit aarde en leem,/niemand bezweert ons stof,/Niemand.//Geloofd zijt gij, Niemand./Om uwentwil willen/wij bloeien./U/tegemoet.//Een niets/waren wij,zijn wij,zullen/wij blijven,bloeiend:/de niets-,de /niemandsroos.(47)// Zich richten tot niemand is niet hetzelfde als zich tot niemand richten. Spreken tot niemand,met het risico,elke keer op singuliere wijze,dat er niemand te zegenen is,niemand om te zegenen:is dat niet de enige kans van zegening? van een geloofsdaad? Wat zou een zegening zijn die van zichzelf zeker kon zijn? Een oordeel,een gewisheid,een dogma. Ik had geopperd dat de datum,de as en de naam neerkwamen,of neer zouden komen,op het zelfde,dat zich nooit in tegenwoordigheid ophoudt. En juist dat zelfde blijft te zegenen,te bezingen over. Het zelfde blijft slechts hetzelfde,resteert slechts,in de oproep tot zegening;het roept de zegening op die het aanroept. Maar het antwoord is nimmer gewaarborgd,het wordt gegeven,maar is juist daardoor onberekenbaar,nergens een gegeven,bij voorbaat gegeven.Chymisch: […]//Grosse,graue,/wie alles Verlorene nahe/Schwestergestalt://Alle die Namen,alle die mit-/verbrannten/Namen.Soviel/zu segnende Asche.Soviel/gewonnenes Land/über/den leichten,zo leichten/Seelen-/ringen.//[…]//[…]//grande,grise,/comme tout perdu,proche/figure de soeur:/Tous les noms,avec/elle,consumés,tous les noms.Tant/de cendres à bénir.Tant/de pays conquis/par-dessus/légers,si légers/des anneaux/d’âmes.//[…]//[…]//Grote,grauwe/als al het verlorene naaste/zustergestalte://Al die namen,al die mee-/verbrande/namen. Zo veel/te zegenen as. Zo veel/gewonnen land/boven/de lichte,zo lichte/zielen-/ringen//[…](48) Wellicht is er as,maar as is niet. Die rest lijkt te resteren van wat was,wat was als tegenwoordigheid;ze lijkt zich te voeden met of te laven aan de bron van het tegenwoordig-zijn,maar gaat het zijn te buiten;ze put het zijn waaruit ze lijkt te putten bij voorbaat uit.'(bladzijde 74-75-76-77 uit Jacques Derrida ‘Sjibbolet voor Paul Celan’) Wordt vervolgd.