met Derrida ‘Sjibbolet voor Paul Celan’. ‘Komt het woord besnijdenis,anders dan als besnijdenis van het woord,zelden letterlijk voor,de tropica van de besnijdenis brengt daarentegen in heel de tekst haar insnijdingen,cesuren,vercijferde verbonden en wonde ringen teweeg. De wond,de ervaring van het lezen zelf,is universeel. Zij hangt tezelfder kere met de differentiële markeringen van de taal én met haar bestemming samen:de ontoegankelijkheid van de ander keert daarin terug tot het zelfde,dateert de ring en laat deze rondwentelen. Zeggen dat ‘alle dichters Joden zijn” is een uitspraak die de markeringen van een besnijdenis markeert en annuleert. Zij is tropisch. Al degenen die als dichters met de taal omgaan en haar bewonen zijn Joden,maar in tropische zin. En wie dit zegt,en dientengevolge spreekt als dichter en naar een troop,presenteert zichzelf niet langer letterlijk als Jood. Hij vraagt:wat is in dit geval letterlijkheid? De troop (opnieuw een snijpunt,met de Meridiaan…)komt er dus op neer dat de Jood niet alleen als dichter wordt neergezet,maar bovendien wordt gesitueerd in alleman die door de taal besneden is of zich geroepen ziet een taal te besnijden. Alleman is dus besneden. Vertalen we dat,met dezelfde troop:dus ook iedere vrouw – zelfs de zuster. En dus… Ik ben hier niet in de gelegenheid de vraag naar de semantische lading van de besnijdenis aan te snijden;ik zal niet alle toepassingen noemen die door het rijke vocabulaire van de besnijdenis in de taal der Schriften worden gewettigd,ver over de sacrale handeling van het wegsnijden van de voorhuid heen. De ‘vergeestelijking’, zoals ze vaak wordt genoemd,de verinnerlijking waarin de betekenis van het woord tot over die van een lichamelijke insnijding wordt opgerekt,dateert niet van de heilige Paulus;zij beperkt zich niet tot de besnijdenis van de ziel of van het hart. Om ons tot een zo klein mogelijk semantisch netwerk te beperken,lijkt ‘besnijdenis’ minstens drie betekenissen in zich te dragen: 1.De snede die het mannelijk geslacht inkerft,aansnijdt en omcirkelt,verbonden met de vorming van een omspelende ring. 2.Een naam die gegeven wordt op het moment van het verbond en de wettige toetreding tot de gemeenschap:een sjibbolet dat snijdt,en deelt en vervolgens een onderscheid aanbrengt,bijvoorbeeld – op grond van taal of een gegeven naam – tussen de ene besnijdenis en de andere,tussen de joodse ingreep en de Egyptische,waarvan ze heet af te stammen,of de islamitische,die er sterk op lijkt,en zovele andere. 3.De ervaring van zegening en zuivering.'(bladzijde 98-99 uit Jacques Derrida ‘Sjibbolet voor Paul Celan’) Wordt vervolgd.