met Derrida ‘Sjibbolet voor Paul Celan’. ‘In het gedicht is dat verhaal onderworpen aan een metamorfose,een transmuterende vertaling,minutieus in letter en detail – nog een steen op het Praagse kerkhof -,maar wel volledig daarvan ontheven. De vertaling is aan het verhaal verplicht, maar daarvan geabsolveerd;het verband met de letterlijkheid is geslaakt. Een woord dat ook open staat voor iedereen in – wie weet – de gestalte van een profeet Elia,van zijn spook of dubbelganger. Achter deze monsterlijke uitmonstering is hij onherkenbaar,maar toch zouden we hem moeten terug kennen. Elia is degene jegens wie gastvrijheid verplicht,beloofd,voorgeschreven is. En U weet, dat hij ieder moment komen kan. Op ieder ogenblik kan de gebeurtenis van zijn komst plaatsvinden. En wat in zovele van Celans gedichten wordt aangeduid of uitgedrukt met het (over)komen van het gebeuren(kommen,geschehen),zou ik dan ook op deze plaats willen situeren. Celan noemt de profeet Elia niet;hij heeft er misschien niet aan gedacht. Ik waag er hier tevens aan te herinneren dat Elia niet alleen de gast is,degene voor wie de deur van een woord – als de verhouding zelf – moet opengaan. Elia is niet alleen een messiaanse of eschatologische profeet,maar op bevel God – zo zegt een traditie – moet hij ook bij elke besnijdenis tegenwoordig zijn,iedere keer,alle keren. Hij waakt erover. Degene die de besnedene vasthoudt moet plaatsnemen op de stoel van Elia. ‘Elijah’s chair,Kise Elijahoe’. Hoe zou hij dan kunnen ontbreken in dit gedicht,dat zegt ‘Diesem/beschneide das Wort’? En precies hier staat het monster,of Elia,de gast of de ander,voor de deur,staat hij op de eerste schrede van het gedicht,op de drempel van de tekst. ‘Einem, der vor der Tür stand …’is de titel. hij staat voor de deur alsof hij voor de wet stond. Denken we aan Kafka’s ‘Vor dem Gesetz,Voor de wet’,maar ook aan alles wat in het jodendom deur en wet met elkaar verbindt. En natuurlijk doet degene die ik zegt – de dichter,zo U wilt,een van de dichters die ‘allen Joden zijn’- de deur open,maar daarbij wordt de deur het woord. Hij opent niet de deur voor hem,maar het woord:'(bladzijde 102-103 uit Jacques Derrida ‘Sjibbolet voor Paul Celan’) Wordt vervolgd.