met Derrida ‘Sjibbolet voor Paul Celan’. ‘EINEM,DER VOR DER TÜR STAND,eines/Abends:/ihm/tat ich mein Wort auf-:[…]/// A UN QUI SE TENAIT DEVANT LA PORTE,un/soir:/à lui/j’ouvre ma parole-:[…]/// EEN DIE VOOR DE DEUR STOND,op een/avond:/hem/deed ik mijn woord open-:[…]/// Laten we dat – allegorisch – een allegorie noemen,de portée van het ene woord voor het andere,tot het andere of van het andere. De allegorie volgt de omwenteling of het verkeren der uren,van avond tot ochtend,het ‘keer om keer der keren,in vicem,vice versa’. Het verkeren begint op een avond,’eines Abends’,in het Avondland van het gedicht. De dichter,degene die ik zegt,opent het woord en richt zich tot de Rabbijn,tot de Mohel,tot degene die hij als besnijder aanstelt,omdat hij tot hem zegt:’besnijd’. Wat vraagt hij hem? de avonddeur te sluiten en de morgendeur (die Morgentür)te openen. Als deur wil zeggen:woord,dan vraagt hij hem om het ochtendwoord,het woord van het morgenland,het gedicht van de oorsprong – als het woord eenmaal besneden is./// Wirf auch die Abendtür zu, Rabbi.//……….//Reiss die Morgentür auf,Ra- -/// Ferme aussi la porte du soir,Rabbi.//……….//Ouvre grand la porte du matin,Ra- -/// Werp ook de avonddeur toe,Rabbi.//……….//Ruk de ochtenddeur open,Ra- -/// Een gewelddadig openen en sluiten,’Aufreissen’ is bruusk openen,snel en wagenwijd,met één beweging openbreken of scheuren soms,zoals een sluier. Ook ‘zuwerfen’ markeert en zekere bruutheid;de deur wordt dicht gesmeten,alsof ze in iemands gezicht wordt toegegooid,veelzeggend voor iemand wordt gesloten. En Ra-,de naam die wordt afgebroken bij de laatste cesuur,de eerste lettergreep van een aanroep die haar einde niet haalt en uiteindelijk in de mond blijft steken,de in tweeën gesneden Rabbi,is wellicht ook de Egyptische god,de zon of het licht bij het openen van de ‘morgendeur’. Ik zal geen poging doen dit gedicht te lezen of te ontcijferen. Als een gedicht over het gedicht be-noemt het ook het dichterlijk-worden van het gedicht,het Joods-worden ervan,kortom,als ‘alle dichters Joden zijn’. Het beschrijft het besneden-raken van het woord van oorsprong,zijn besnijdenis. Het is een besnijdenisverhaal. Ik gebruik het woord besnijdenis of circumcisie ter omschrijving van een handeling,de snijdende ingreep van een chirurgie,maar ook van de toestand,de hoedanigheid,de omstandigheid van degene,die besneden is. In die tweede zin spreken we over de besnijdenis van een woord zoals we ook spreken over de beknoptheid of concisie van een vertoog.'(bladzijde 103-104-105 uit Jacques Derrida ‘Sjibbolet voor Paul Celan’) Wordt vervolgd.