met ‘Oog en geest’ van Merleau-Ponty. ‘Ravaisson en Bergson hebben hier iets van belang bespeurd zonder dat zij het waagden het orakel helemaal te ontcijferen. Bergson zoekt de ‘individuele kronkellijn’ bijna alleen bij levende wezens,en tamelijk terughoudend oppert hij dat de golvende lijn ‘niet een van de zichtbare lijnen van de figuur kan zijn’,dat ‘ze net zomin hier als daar is’ en toch ‘de sleutel van alles vormt’. Hij staat op de drempel van deze overrompelende ontdekking,waarmee de schilders reeds vertrouwd zijn,dat er geen zichtbare lijnen op zich zijn,dat de omtrek van de appel noch de omgrenzing van het veld en van de wei hier of daar zijn,dat ze altijd voor of voorbij het punt liggen waar je naar kijkt,altijd tussen dat wat je fixeert of erachter,en dat ze door de dingen worden aangeduid,geïmpliceerd,en zelfs dwingend worden vereist,maar zelf geen dingen zijn. Ze werden geacht de appel of de wei af te bakenen,maar de appel en de wei ‘vormen zich’ vanuit zichzelf en dalen neer in het zichtbare alsof ze van een voorruimtelijke achterwereld afkomstig waren… Nu sluit het betwijfelen van de alledaagse lijn geenszins elke lijn in de schilderkunst uit,zoals de impressionisten misschien hebben geloofd. Het gaat er slechts om haar te bevrijden,haar constituerende vermogen te laten herleven,en we zien haar zonder enige tegenstrijdigheid weer tevoorschijn komen en zegevieren bij schilders als Klee en Matisse,die meer dan ieder ander in de kleur hebben geloofd.'(bladzijde 51 uit ‘Oog en geest’ van Maurice Merleau-Ponty) Wordt vervolgd. Nu weer Cantos 15 van Ezra Pound. ‘en de fabianen dreinen om verstening van het voortschrijdend verval,/ on verse flut,drek in tabletvorm versneden,/ kletsende conservatieven,/ kenbaar,geslobkousd met zweren;/ en de grote kring van flikflooiers/ die zich beklagen over miskenning;/ gelik en gesabbel,gesoebat om de ontbrekende krabbel,/ de chicaneurs,/ groene uitstorting van gal,de krantenmagnaten,S…..er/ de onbekende/ …..e,gebroken/ zijn kop als een kanonskogel schiet naar het raam,/ kijkt een oogwenk/ en rolt terug op de romp,epilepties,/ et nulla fidentia inter eos,/ allen met rillingen over de rug,/ met dolken en flessenhalzen wachten ze/ een onbewaakt ogenblik af;/// een stank die in de neusvleugels stokt;/ beneden je/ niets dat niet zou kunnen bewegen,/ mobiele aarde,koemest die kul braakt,/ kiem van vergissing,/ verveling die door verveling gebaard is,/ duitse weekbladen,exemplaren van ..tional…ung,/ een veelvoudig vervolg;/ en ik vroeg:hoe vervaardigd?/ en mijn gids:/ Deze soort breidt zich door afsplitsing uit,/ Dit is het viermillioenste gezwel./ In deze bolge zijn de lullebroeders verzameld,/ Oneindige puslagen,schurft van hardnekkige pok.’ (bladzijde 75 uit ‘Ezra Pound 15 Cantos’ vertaald en verzorgd door H. C. ten Berge) Wordt vervolgd.