naar de begrafenis van Jacq Vogelaar(Frans Broers). Zorgvlied. Mooie plek. Ontmoet als eerste weer Graa Boomsma. Even later Martin Reints en zijn vrouw. Voor de aula wacht ik, het is nog vroeg. Ik zie ze langzaam binnenkomen;de namen, de docenten van Raster; de meesters van het boek;het bijzondere boek. De gretige lezers, de schrijvers. Vanaf ongeveer 1964 maak ik steeds intensiever het leesdossier. Begin zelf te schrijven en tekenen. Ik word opgeleid en begeleid door deze mensen. H.C. ten Berge stapt met grote passen op het grind. Verder zijn het Piet Meeuse, Barber van der Pol, Huub Beurskens, Cyrille Offermans, Marion,Yves van Kempen met Brecht. Ik zie Meneer Nieuwenhuis, de vormgever,Robert Anker, Willem van Toorn,Tom van Deel,Xandra Schutte, Nicolaas Matsier,Erik Lindner(de jonge garde),vele anderen.Laat ik Pieter de Nijs en Liesbeth van Nes niet vergeten en Sjef Bogman, mijn studiegenoten.Vrienden. De aula is vol. Er is muziek drie keer; er zijn 12 sprekers. Het hadden er ook 1200 honderd kunnen zijn.Misschien wel moeten zijn. Over Jacq kun je blijven praten en spreken. Het is nooit genoeg. Bijna elke week moet ik wel iets met zijn essays,met Raster. Terecht las Nicolaas Matsier bij de kist het gedicht ‘Mooier dan het voorwerp’. Het komt uit de bundel van Vogelaar ‘Inktvraat’. ‘Een opgeruimd mens in een opgeruimd huis-/ wie zal hem hier vinden/// Hoe noem je een niet opgeruimd huis/ waar de boeken elkaar verdringen als de spreekwoordelijke schapen/ en opeens vind je ergens een bok/ een oude vertaling van Poolse poëzie z.j. onder het stof/ en daarin ‘Het mooiste is het voorwerp/ dat niet bestaat’,twee regels van Herbert die daar stonden/ niet vergeten niet gelezen stonden ze daar/ misschien hielden ze de wacht,één zin in twee regels gesneden,/ over alles wat hier te vroeg is binnengekomen/ en nog niet opgeruimd op een kans wacht/ – op wat?/// De dingen verdringen me/ maar hoe noem je dingen tezamen: wat samenspant,/ is weten binnen te dringen en mij liever ziet gaan/ -en wat dan?/// Zijn boeken dingen,zijn beschreven vellen papier meer ding/ dan lege vellen en idem dito zijn schriften dingelijker/ zolang ze leeg zijn dan gevuld met woorden die zich verwarren/ en verdwalen en is die meneer opgeruimder als hij zich leeg/ en het schrift zich vol geschreven heeft/// En is papier een voorwerp,papier dat niet weg wil/ als het stukken zijn die je uit kranten hebt gescheurd/ snel of bedachtzaam gesneden voelen ze zich uitverkoren/ en je keurt ze,ongelezen,geen blik waardig,net als tv-programma’s/ die achter het scherm staan te wachten/ hij sleept naar zijn hol wat hij voor een toekomstige winter/ van onhaalbare jaren denkt nodig te hebben:mond- en oogvoorraad/// Niet opgeruimd is de tijd/ haar gang laten gaan,de tijd laat stof na/ veel stof tot nadenken ook en de tijd geeft af/ op mij in het bijzonder,het huis hangt van stof aan elkaar/ Maar wat noem je tijd,dat is zo een vraag die nog meer tijd kost,/ dagen die te kort zijn omdat tijd graag morst alsof alles over is/ en tijd die je volop gebruikt/ wordt daar alleen maar korter of dunner van/ nachttijd vliegt en in de dag slaap je algauw een gat/ en in dat gat ben je zelf tijd/ een gedachte slaapt niet,een gedachte gaat op eigen houtje/ door als een meel zagende boktor/// Tijd tocht ook,tijd speelt/ je parten als je op kreunende,doorgezeten herinneringen/ -de tijd sleep je als meubilair met je mee,vooral veel bureaus-/ vooruit zit te denken,met je rechterhand/ houd je boek en met je linkerhand streep je zinnen door/ en de tijd leert je dat schrijven steeds meer rekenen wordt/// (Ondertussen griezel je van een opgeruimde wereld)/// Een opgeruimd huis is de droom van iemand die je vreemd is/ die zonder jou opgeruimd een ander leven zou willen beginnen/ als nieuw – opruimen is kappen,wildgroei te lijf gaan/ in een Franse tuin je gedachten kammen en je ogen wassen/ je mond spoelen en je tong als ’n pochet rechttrekken/ opgeruimd mens als hij herboren wordt hangt hij zich aan een stropdas op/ opgeruimd staat netjes,ongelogen en toch niet waar/ laat niemand merken dat je hier ooit geleefd hebt’ (bladzijde 63 -64) De zusters van Jacq waren er, ik moet Rosi Wiegmann, Johanneke van Slooten nog noemen.Twee vrouwen uit de zorg die hem het laatste jaar bijstonden. Dag Jacq dag Frans.Dag. Dag.