met ‘Oog en geest’ van Merleau-Ponty. ”Een zeker vuur neigt ertoe tot leven te komen,wordt gewekt;terwijl het langs de sturende hand wordt geleid vindt het de gezochte steun en dringt deze binnen,en sluit vervolgens,als overspringende vonk,de cirkel die het moest doorlopen:terug naar het oog en er voorbij.’ In deze kringloop bevindt zich nergens een onderbreking,en het is onmogelijk te zeggen dat precies op deze plaats de natuur eindigt en de mens of de expressie begint. Het is dus het stilzwijgende Zijn dat er zelf toe komt zijn eigen zin te openbaren. Daarom is het dilemma van het figuratieve en het non-figuratieve verkeerd gesteld:het is tegelijk waar en zonder tegenspraak dat geen enkele druiventros is geweest wat hij in de meest figuratieve schilderkunst is,en dat geen enkele schilderkunst,zelfs niet de abstracte,aan het Zijn voorbij kan gaan,dat de druiventros van Caravaggio de druiventros zelf is. Dit voorafgaan van wat is aan wat men ziet en laat zien,en van wat men ziet en laat zien aan wat is,dat is precies het zien zelf. En als je de ontologische formule van de schilderkunst wilt geven,hoef je de woorden van de schilder nauwelijks geweld aan te doen,daar Klee op zevenendertigjarige leeftijd deze woorden schreef die men in zijn grafsteen heeft gebeiteld:’In de immanentie ben ik ongrijpbaar…”(bladzijde 58-59 uit ‘Oog en geest’ van Maurice Merleau-Ponty) Wordt vervolgd. En nu weer Ezra Pound met Cantos 49. ‘Rotganzen strijken in wilde verwarring neer op de zandbank,/ Wolken trekken rond het open venster samen,/ Weidse wateren;ganzen rijen zich voor de herfstvlucht aaneen,/ Roeken klepperen boven de lampen der vissers,/ Een licht trekt langs de noordelijke kim/ Waar de jongens onder stenen naar garnalen porren./ In zeventienhonderd kwam Ch’ing naar deze heuvelmeren,/ Een licht trekt langs de zuidelijke kim./// Moet de staat bij het scheppen van welstand schulden maken?/ Dit is een schanddaad,dit is Geryon./ Hoewel de oude vorst het voor zijn genoegen liet graven/ Leidt het kanaal toch naar TenShi/// Kei Men Ran Kei/ Kiu Man Man Kei/ Jitsu Getsu Ko Kwa/ Tan Fuku Tan Kai/// Zonsopgang:werken/ Valavond:rusten/ Bronnen uitgraven:het water drinken/ Velden omspitten:het graan oogsten/ Keizerlijke macht? wat is die voor ons?/// De vierde:dimensie der stilte./ En macht over de wilde dieren.’ (dit was Cantos 49 uit ‘Ezra Pound 15 Cantos’ bladzijde 105 vertaald en verzorgd door H.C. ten Berge) Wordt vervolgd.