met ‘Oog en geest’ van Merleau-Ponty. ‘Nooit blijft men gevrijwaard tegen zo’n ommekeer. Noch tegen overeenstemmingen die men het minst verwacht:er zijn fragmenten van Rodin die beelden van Germaine Richier zijn,omdat zij beiden beeldhouwers waren,dat wil zeggen,aan een en hetzelfde netwerk van het Zijn verbonden. Om dezelfde reden is er nooit iets blijvends verworven. Wanneer de echte schilder aan een van zijn geliefde problemen ‘werkt’,bijvoorbeeld aan dat van het fluweel of van de wol,dan haalt hij daarmee ongeweten het gegevene van alle anderen overhoop. Zelfs wanneer zijn onderzoek de schijn wekt maar ten dele te zijn,is het toch altijd totaal. Zodra hij een zekere vaardigheid heeft verworven,bemerkt hij dat hij een nieuw veld heeft geopend waarin alles wat hij eerder tot uitdrukking wist te brengen op een andere wijze opnieuw moet worden gezegd. Wat hij heeft gevonden,bezit hij daarom nog niet,het moet nog gezocht worden,de vondst is dat wat andere onderzoeken oproept.'(bladzijde 61 uit ‘Oog en geest’ van Maurice Merleau-Ponty) Wordt vervolgd. Nu weer Cantos 82 van Ezra Pound. ‘(griekse regel volgt)/ hac dextera mortuus/ dood door deze hand/ Lytton zag Blunt voor ’t eerst in de arena denk ik/ het zou ook broer Packard geweest kunnen zijn/ en ‘onze kunstbroeder Percy’/ Basinio’s manuscript met/ Griekse metra in de marge/ Otis,Soncino,/ de ‘marmeren mannen’ zullen ingaan tot het niets,/ Drie vogels op de draad/ Mr Clowes dus verzocht op hetzelve nog eens te slapen/ en wie het zetwerk zou betalen/ als van hetzelve geen gebruik werd gemaakt/ (Elkin Mathews,mijn voorvechter)/ ‘Tenslotte’ zei Mr Birrell, ‘is het maar ’t oude verhaal/ van Rogers en Tom Moore’/// De Dame stond op in de nacht/ en verschoof alle meubels/ (d.i. Mevrouw de Y van X)/ Mevrouw de Van der Z die tafelde niet graag alleen en/ De hoogmoed zal niet bij de hoogmoed liggen/ in gedempt groen,door kaarsen verlicht/ Mabel Beardsley’s rode kuif als een vlammende kroon/ Mr Masefield mompelt: De dood/ en Neptunes,waarmee iets onverstaanbaars werd bedoeld/ in een gesprek over Flaubert/ Miss Tomczyk,het medium/ verbluft het genootschap voor metafysisch onderzoek/ en de gedachte dat CONversatie……/ niet helemaal moet verdrogen/ zelfs ik herinner met de tijd/ in 18, Woburo Buidings’ (bladzijde 109 uit ‘Ezra Pound 15 Cantos’ vertaald en verzorgd door H.C. ten Berge) Wordt vervolgd.