met ‘Belichaamd zien en denken’, een nawoord bij ‘Oog en geest’ door Jenny Slatman. ‘Als de geest zich bezighoudt met de betekenis van de waarneembare wereld,dan is hij wel degelijk verankerd in het lichamelijke. ‘Oog en geest’ is zoals inleider Claude Lefort stelt een ‘hulde aan het lichaam’: zowel het oog als de geest,zowel het zien als het denken kunnen slechts betekenis geven aan onze wereld doordat zij belichaamd zijn. De analyse van het zien wordt in ‘Oog en geest’ ondersteund met verwijzingen naar schilders en vele voorbeelden uit de schilderkunst. Ook in zijn andere werk verwijst Merleau-Ponty veelvuldig naar kunst- met name schilderkunst,maar ook film,dans,theater,poëzie en literatuur. ‘Oog en geest’ wordt dikwijls in één adem genoemd met twee andere essays waarin de schilderkunst centraal staat:’Le doute de Cézanne'(De twijfel van Cézanne)en ‘Le langage indirect et les voix du silence'(Indirecte taal en de stemmen van de stilte). Men doet ‘Oog en geest’ echter tekort door het alleen te zien als een kunstbeschouwing. Men kan zich zelfs afvragen of Merleau-Ponty’s interpretaties van bepaalde schilderijen wel zo adequaat zijn. Zo schreef de Belgische schilder René Margritte in een brief aan Alphonse de Waelhens dat Merleau-Ponty’s analyses zeer plezant zijn,maar de plank geheel misslaan als het om schilderkunst gaat. Wellicht doet Margrittes oordeel niet helemaal recht aan Merleau-Ponty’s oprechte interesse in kunst,maar het is waar dat hij ons niet veel nieuws leert over de kunstwerken die hij bespreekt. In ‘Oog en geest’ noemt hij zichzelf dan ook een ‘leek’, een leek die ‘zijn herinnering aan enkele schilderijen en boeken laat spreken. en ‘zegt hoe de schilderkunst in zijn overdenkingen ingrijpt’. [p.42]( bladzijde 73-74) En nu weer Ezra Pound. Nu uit ‘De Pisaanse Canto’s’ ingeleid en vertaald en toegelicht door Paul Claes & Mon Nys. Canto LXXIV ‘De immense tragiek van de droom in de gekromde rug van de boer/ Manes! Manes werd gelooid en opgezet./ Zoals Ben en la Clara a Milano/ aan hun hielen in Milano/ Opdat maden de dode os zdn/eten/ DIGONOS,(grieks), maar de tweemaal gekruisigde/ waar in de geschiedenis is die te vinden?/ maar zeg de Possum dit:een knal,geen gejammer,/ met een knal niet met gejammer,/ De stad van Dioce bouwen met haar sterrenkleurige terrassen./ De zachte ogen,kalm,niet smalend,/ook regen is van het gebeuren./ Waar je van afwijkt is niet de weg/ en de olijfboom witgewaaid door de wind/ in de Tjiang en de Haan gewassen/ welk wit kan je toevoegen aan dit wit,/ welke candeur?/ ‘de grote periplum brengt de sterren tot aan onze kust.’/ Jij die door de zuilen voer en Heracles voorbij’ (bladzijde 27)