met ‘Belichaamd zien en denken’ van Jenny Slatman. ‘Merleau-Ponty’s fenomenologie beschrijft aldus de constitutie van betekenis (Sinngebung) die zich op het primordiale niveau van het lichamelijke voltrekt. Dit gaat direct samen met een kritiek op het wetenschappelijke denken. In navolging van Husserl geeft ook Merleau-Ponty aan dat het wetenschappelijke denken getypeerd kan worden als een verabsolutering van de natuurlijke houding. Binnen de wetenschap wordt er uitgegaan van objectieve betekenissen en wordt er niet gekeken naar betekenisconstitutie,waardoor het contact met de leefwereld verloren is gegaan. ‘De wetenschap manipuleert de dingen en ziet ervan af ze te bewonen'(p.11). In een andere tekst brengt Merleau-Ponty naar voren dat ontwikkelingen in de wetenschap zelf,zoals de relativiteitstheorie,ook een terugkeer naar de leefwereld kunnen bevorderen. Maar in ‘ Oog en geest’ lijkt hij ronduit pessimistisch over de wetenschap en waarschuwt hij zelfs voor een algehele culturele nachtmerrie ‘waaruit niets (de mens) nog kan wekken'(p.12). De terugkeer naar de zaken zelf impliceren nu een terugkeer naar onze leefwereld die wij altijd al op lichamelijke wijze bewonen. Het betekent eigenlijk een terugkeer naar datgene wat voor ons al door en door vertrouwd is. Dat zou zo op het eerste gezicht een gemakkelijke opgave kunnen lijken. Niets is echter minder waar. Er is juist veel tijd,inspanning en cultuur nodig om onze alledaagse leefwereld te kunnen onthullen. Deze wereld blijft voor ons veelal verhuld doordat wij haar doorgaans benaderen vanuit onze natuurlijke houding;de houding waarbij we ervan uitgaan dat zaken buiten ons nu eenmaal een vaststaande betekenis hebben. Filosoferen is voor Merleau-Ponty eerst en vooral een tegennatuurlijke houding aannemen,om zodoende inzicht te krijgen in het proces van betekenisconstitutie. Deze tegennatuurlijke houding vinden we terug in het werk van de kunstenaar,of misschien moeten we het zo zeggen:de kunstenaar slaagt er beter dan de filosoof in om te volharden in deze houding.’ (Bladzijde 77-78 uit het nawoord bij ‘Oog en geest’ van Maurice Merleau-Ponty) Wordt vervolgd.