met Pieter de Nijs;’Vilém Flusser;Is er een toekomst voor het schrijven?’. ‘Helaas,zo constateert Flusser,is dat niet gebeurd. De verklaring? Het gebrek aan (mathematisch) inzicht bij de schrijvers. ‘One might think one could have known that beforehand. But in fact,those whose mathematical competence is sufficient don’t try to break out of writing,for they have already set it aside in contempt. So the attempt must be made despite being aware of one’s own incompetence (of inevitable failure). That is just what is dramatic about essayistic thinking:it knows its own incompetence and turns to those with greater competence to try.’ Flusser schreef zijn essays op de grens ven een doorbraak naar het digitale tijdperk. Ze spiegelen de belofte van een andere schrijfbaarheid,met de daaraan gekoppelde bevrijding van het ideologische. Dat laat onverlet dat de geschiedenis zich in de afgelopen decennia al weer heeft bewogen in de richting van een politiek beheersbaar en eenduidig industrieel gebruik van de digitale media en de netwerken waarin deze opereren. De vraag is dus of hij gelijk had over de ‘bevrijdende werking’ die er van de radicale veranderingen binnen het digitale tijdperk zou uitgaan.'(bladzijde 7-8) Nu weer Cantos LXXIV uit ‘Ezra Pound De Pisaanse Cantos’ ingeleid,vertaald en toegelicht door Paul Claes & Mon Nys. ‘Ik weet niet hoe de mensheid het uithoudt/ met een geschilderd paradijs aan het eind/ zonder een geschilderd paradijs aan het eind/ de kleine dagschone omrankt de grashalm/ magna NUX animae met Barabbas en 2 dieven naast mij,/ de afdelingen als een slavenschip/ Mr Edwards,Hudson,Henry comes miseriae/ Comites Kernes,Green en Tom Wilson/ Whiteside de Godsgezant/ en de op/van de bewakers over de…/ wat lager dan die van de gevangenen/ ‘allemaal verd. klz. van generaals c.s. allemaal fascisten’/ ‘for een sakkie Dukes’/ ‘wat je al zegt en toeoet’/ ac ego in harum/ zo lagen mannen in Circe’s varkenshok;/ ivi in harum ego ac vidi cadaveres animae/ ‘k’mop klein grut’ zei de kleine nikker tegen de grote;’ (bladzijde 37-38) Wordt vervolgd.