met Kiene Brillenburg Wurth ‘Intermedialiteit & Tree of Codes van Jonathan Safran Foer’ ondertitel ‘Kunst is zichzelf niet meer’. ‘Tijdens de overgang van de manuscript-cultuur naar het gedrukte boek in de vijftiende eeuw zag je bijvoorbeeld verdacht veel gedrukte boeken die op hun beurt juist drukwerk imiteren. Net zo zijn e-readers vooralsnog niet voorbij de vormgeving van de papieren pagina gekomen en kun je ze zelfs in hoezen stoppen die op uitgeholde boeken lijken. Andersom heeft bijvoorbeeld de televisie alle kenmerken van het computerscherm overgenomen,en is het verschil tussen de twee nu opgeheven. Nieuwe media nemen de oude in zich op,maar de oude veranderen zichzelf op hun beurt naar het voorbeeld van die nieuwe media. In feite is dit idee van remediatie een herhaling van Marshall McLuhans beroemde inzicht uit de jaren zestig dat de inhoud van elk medium een ander medium is. Media zijn nooit helemaal ‘eigen’,weten we sinds McLuhan(2003). Dat gebrek aan eigenheid heeft volgens Rosalind Krauss(2000) het modernistische,puristische idee van autonomie en mediumspecificiteit – dat wat specifiek zou zijn voor het materiaal,de technieken en conventies van een medium – in de laatste decennia zo uitgehold dat we terecht zijn gekomen in een postmediaal tijdperk. Er zijn geen afzonderlijke media meer,er zijn alleen nog mengvormen en simulaties van media. Media-theoreticus Lev Manovich (2001) spreekt dan ook niet meer van medium-specificiteit,maar van media-specificiteit:een specificiteit die voorbijgaat aan het idee van het pure,enkelvoudige medium. Media zouden de laatste jaren inwisselbaar zijn geworden. Net als zijn voorganger Friedrich Kittler(1986),ziet Manovich deze non-specificiteit als een reactie op het digitale tijdperk.'(bladzijde 157-158) Wordt vervolgd. Nu weer Cantos LXXIV uit ‘Ezra Pound De Pisaanse Cantos’,ingeleid,vertaald en toegelicht door Paul Claes & Mon Nys. ‘De Japanse schildwacht zegt:Set u djiep daar,/ van de beste soldaten die wij hebben zegt de kapitein/ Dai Nippon Banzai uit de Filippijnen/ doet denken aan Kagekiyo:’hoe stijf de stam van u hals is.’/ en ze gingen elke hun eigen weg/ ‘een betere schermer dan ik,’ zei Kumasaka,een schim,/ ‘Ik geloof in de wederopstanding van Italië quia impossibile est/ 4 maal in het lied van Gassir/ nu in de geest onverwoestbaar/// KOPH, (twee Griekse woorden volgen)/ Glazenoog Wemyss watertrappend/ spreekt uit de golven de timmerman aan/ over een losgeraakt stuk reling/ wij zijn niet zo dom als je denkt uit de navy/ Gesel! trad tot de regering-Landauer toe/ die het zelfs geen 3 dagen uithield’ (bladzijde 43-44) Wordt vervolgd.